Code Rood voor het gentiaanblauwtje
De VlinderstichtingToen het beschermingsplan voor het gentiaanblauwtje in 2003 werd uitgebracht waren er nog 94 populaties; en in 2015 nog maar 48: een afname van meer dan 70% in 25 jaar. De tellingen van het Landelijke Meetnet laten sinds 1997 een afname van maar liefst 87% van het aantal eitjes zien. Drenthe is in die periode verschraald tot het niveau van de andere drie regio’s in Nederland; in Friesland is nog maar een hele kleine populatie over en in Limburg en Utrecht is het gentiaanblauwtje alweer tien jaar weg. In Zuid-Nederland leek de achteruitgang nog mee te vallen, maar de laatste jaren heeft vooral het extreme weer de stand op de rand van de afgrond gebracht. Van 2017 zijn uit nog maar 26 populaties waarnemingen bekend; hopelijk neemt dat aantal nog toe wanneer alle waarnemingen zijn doorgegeven.
Specialisatie: voor- en nadelig
Het gentiaanblauwtje heeft een ingewikkelde levenscyclus. Gedurende de eerste groeifase zijn de rupsen afhankelijk van een waardplant: de klokjesgentiaan. Voor de verdere ontwikkeling tot pop en vlinder zijn ze afhankelijk van een waardmier: vooral bossteekmier en moerassteekmier. Deze gespecialiseerde symbiose heeft normaal gesproken een groot voordeel: door de bescherming van de mieren wordt de overleving aanzienlijk vergroot. Helaas kan zo’n specialisatie ook leiden tot een grote kwetsbaarheid wanneer de omstandigheden veranderen. En dat is bij het gentiaanblauwtje op allerlei manieren het geval. Niet alleen ging veel leefgebied verloren. Ook raakten leefgebieden ruimtelijk versnipperd en geïsoleerd van elkaar. Nu is het gentiaanblauwtje alleen nog maar in natuurreservaten te vinden: vooral in natte heidegebieden. Verdroging en verzuring hebben de kwaliteit van deze leefgebieden sterk verminderd. Ook het grootschalige beheer tussen 1980 en 2000 heeft tot verdere achteruitgang geleid. Met het gestegen risico op langdurige droogte door klimaatopwarming, is ook de aandacht voor vernatting van natuurgebieden toegenomen. Helaas gaat dat vaak in een veel te hoog tempo voor het gentiaanblauwtje. Tenslotte bemoeilijken steeds frequentere neerslagextremen door de klimaatverandering, met ofwel droogte ofwel wateroverlast tot gevolg, verder herstel. Al met al laat het gentiaanblauwtje maar al te goed zien wat er allemaal mis is met onze natuur.
Lichtpuntjes
Het beschermingsplan heeft er indertijd mede voor gezorgd dat het plaggen vaker kleinschalig en ondiep wordt uitgevoerd. En ter bestrijding van de verzuring na het plaggen wordt er nu vaak licht bekalkt. Dat blijkt te werken. Is er nog meer waar we hoop uit kunnen putten voor de toekomst? Gelukkig wel! Allereerst komt het gentiaanblauwtje nog steeds voor in vier regio’s in Nederland en aangrenzend Vlaanderen. Ten tweede weten we erg veel over de ecologische randvoorwaarden die de soort nodig heeft. Ten derde heeft hij de aandacht van veel vrijwilligers, beheerders en ook van de Nieuwe Natuurwet. Ten vierde wordt er hard gewerkt aan natuurherstel en dat moet ook voor het gentiaanblauwtje vruchten kunnen afwerpen. Op het Eexterveld zien we nu dat het gentiaanblauwtje voormalige landbouwgrond koloniseert. En op De Hoge Veluwe kregen de vrijwilligers van de Faunagroep loon naar werken: op een in 2014 handmatig geplagde strook werden onlangs de eerste eitjes van het gentiaanblauwtje gevonden op de opgekomen gentianen. Deze strook werd netjes van nat naar droog geplagd, een voorbeeld van ‘klimaatbestendig heidebeheer’. We blijven dus inzetten op een toekomst met het gentiaanblauwtje als vlaggenschip van de natte heide!
Tekst: Michiel Wallis de Vries, De Vlinderstichting
Foto's: Henk Bosma; Nina de Vries