Zeehonden zijn migranten (en soms toeristen)
Wageningen UniversityZowel gewone als grijze zeehonden kwamen 7000 jaar geleden al voor in de Waddenzee, zo blijkt uit opgravingen. De grijze zeehond verdween in de zestiende eeuw uit het gebied, vermoedelijk door de jacht. Dat de gewone zeehond hierdoor niet verdween kan volgens Brasseur worden veroorzaakt door het feit dat gewone zeehonden al enkele uren na hun geboorte (in de zomer) het water in gaan, en dat jonge grijze zeehonden meer dan een maand lang op het droge blijven liggen (in de winter), waardoor ze een makkelijke prooi voor jagers zijn. Sinds eind jaren ’80 is er weer een kolonie grijze zeehonden in de Waddenzee. Deze groeit gestaag. Op dit moment telt de Waddenzee zelfs de grootste populatie grijze zeehonden van het Europese vasteland. In minder dan 30 jaar groeide de populatie van enkele exemplaren tot meer dan vierduizend in 2017. Deze groei, van zo’n 15 tot 19 procent per jaar, kan alleen verklaard worden als er jaarlijks ‘import’ plaatsvindt van dieren van elders. Deze immigratie vindt vooral plaats vanuit Groot-Brittannië, zowel in de vorm van jonge dieren die zich hier vestigen (‘migranten’) als van volwassen dieren die hier foerageren maar elders hun jongen werpen (‘toeristen’). De populatie in Groot-Brittannië is sterk gegroeid sinds daar in 1914 de jacht verboden werd.
“We doen de tellingen van gewone zeehonden al sinds 1960, mijn analyse begint in 1974, toen ook de Denen de jacht sloten,” zegt Sophie Brasseur. “Daaruit blijkt dat het heel goed gaat met de populatie. In 1974 waren er 3571 gewone zeehonden in de Waddenzee, dus in het hele gebied van Nederland tot Denemarken, met 687 pups. In 2014 waren dat er al 23.722 met 8561 pups.” Wel constateerde Brasseur een onbalans tussen de aantallen pups in de vier regio’s van het telgebied (Nederland, Nedersaksen, Schleswig-Holstein en Denemarken). Daaruit blijkt dat de dieren gedurende het jaar door de verschillende regio’s zwerven. In het Duitse deel van de Waddenzee worden meer jongen geboren dan in het Nederlandse en Deense deel. Uit de data die Brasseur met behulp van gezenderde zeehonden heeft verzameld, blijkt dat er jaarlijks zwangere vrouwtjes vanuit Nederland naar het oosten trekken om daar te jongen, en dat in het najaar weer een trek terug plaatsvindt. De verklaring die Brasseur hiervoor geeft is het feit dat Duitsland zo’n 60 jaar geleden de jacht tijdens het voortplantingsseizoen heeft beperkt, waardoor de dieren daar veilig jongen konden krijgen. “Zo zie je dat een beheersmaatregel van 60 jaar geleden nog steeds van invloed kan zijn op het huidige ecologische systeem. Daarom moeten we ook voorzichtig zijn om de werking van maatregelen op de korte termijn te beoordelen.”
Zowel in 1989 als in 2002 vond er een uitbraak plaats van het zeehondenvirus, waardoor de populatie gewone zeehonden tot minder dan de helft werd uitgedund. En juist in de periode tussen die twee uitbraken groeide de populatie het snelst. Dat duidt erop dat populaties zichzelf zeer goed kunnen herstellen. Een conclusie die samenhangt met de voortdurende discussie of zieke zeehonden al dan niet opgevangen en opgelapt moeten worden in zeehondencrèches. Brasseur heeft daar een mening over, zoals blijkt uit de subtiel geformuleerde laatste stelling bij haar proefschrift: “Releasing animals after rescue and rehabilitation makes people feel good.”
Sophie Brasseur promoveert op 30 augustus in Wageningen op haar onderzoek naar de populatieontwikkeling van zeehonden.
Tekst: Wageningen Universiteit
Foto's: Luc Hoogenstein, Saxifraga (leafoto: gewone zeehonden); Mark Zekhuis, Saxifraga