Bikkels van de onherbergzame plekken
Vogelbescherming NederlandJe vindt deze zangvogels niet lekker in de tuin op de vetbol, maar op gure, winderige plekken. Op de rand tussen duin en strand, op kwelders en soms in de uiterwaarden. Als het maar onherbergzaam is. Van die plekken waar het altijd lijkt te regenen en de gevoelstemperatuur 5 graden lager is dan de werkelijke temperatuur. Nog even kan je ze zien, want de lente komt en daarmee de dwingende drang om weer naar het noorden te vliegen. Zie je een wit-zwart dwarrelend groepje sneeuwgorzen? Dan maakt dat een wandeling door duin of kwelder, hoe bar het weer ook is, helemaal goed. Zo kan je ook de schuchter op de grond zittende strandleeuwerik tegenkomen op plekken waar je geen vogels verwacht.
De vogels zoeken hier de ruige omstandigheden die ze uit het noorden kennen, waar ze broeden en voor een volgende generatie zorgen. Er zijn niet veel zangvogels die toegerust zijn voor arctische omstandigheden, slechts een enkele soort houdt het er uit. Neem bijvoorbeeld de sneeuwgors, dat is de enige zangvogel die je op Spitsbergen kunt tegenkomen. In juni tussen de smeltende sneeuw zingt daar dan het prachtig wit-zwarte mannetje.
Maar van de frater, sneeuwgors en strandleeuwerik zien we er steeds minder in ons land. Dat blijkt uit de recent uitgekomen “Rode Lijst van doortrekkende en overwinterende vogelpopulaties in Nederland". Deze lijst, die Sovon Vogelonderzoek in opdracht van Vogelbescherming heeft opgesteld, geeft een overzicht van vogels die in Nederland overwinteren of ons land aandoen tijdens de trek en die ernstig in aantal achteruit zijn gegaan.
Die achteruitgang is waarschijnlijk niet omdat ze ons land onaangenaam zijn gaan vinden, of omdat de meeste wat noordelijker blijven steken. Het zijn er gewoon in totaal minder. Uit broedvogelinventarisaties in het Scandinavisch arctisch gebied blijkt namelijk dat het aantal broedparen ook daar terugloopt. Een verband is nog niet bewezen, maar hun verminderde aantallen zouden goed kunnen samenhangen met klimaatverandering. Ook veel andere, grotere, vogels van de toendra gaan in aantal achteruit.
De tjiftjaf bij ons in de tuin kan bij wijze van spreken een stukje opschuiven naar het noorden als het hem hier te warm wordt. Die Franse orpheus spotvogel kan bij ons een plekje vinden. Maar die sneeuwgors? Noordelijker broeden kan eenvoudigweg niet. Geen leuke gedachte als je zo’n prachtig wolkje sneeuwgorzen even ziet opvliegen en dan weer als een gek zaadjes ziet pikken uit het korte bevroren gras om op te vetten voor de reis naar het noorden.
Tekst: Kees de Pater, Vogelbescherming Nederland
Foto's: Mark Zekhuis, Saxifraga (leadfoto: fraters); Donna Dewhurst