Zwartvlekwinteruil nu overal te zien
De VlinderstichtingDe zwartvlekwinteruil (Conistra rubiginosa) is nu, in januari, de meest voorkomende nachtvlinder. Al vanaf begin november kom je hem tegen. Hij is op niet al te koude nachten de hele winter door actief. Als de temperatuur onder de vier graden daalt, wordt hij veel minder gezien, maar er zijn zelfs waarnemingen met vorst. In januari en februari is dit vrijwel de enige actieve nachtvlinder. Vanaf eind februari komen ook de bosbesuil en de wachtervlinder weer meer tevoorschijn. Deze zijn nog tot in april veel aanwezig, zwartvlekwinteruilen zijn na half maart schaars. Het is een soort die de laatste tien tot vijftien jaar aan een duidelijke opmars bezig is. Eind jaren negentig van de vorige eeuw was de soort zeldzaam en alleen in Zuid-Nederland te vinden, inmiddels is hij wijd verbreid. De rups eet in mei en juni van diverse loofbomen en struiken, waaronder sleedoorn, sering, appel en roos; oudere rupsen eten ook van diverse kruidachtige planten.
De zwartvlekwinteruil is niet moeilijk te herkennen. De vleugels zijn vaak voor een flink deel over elkaar gevouwen, zodat hij wat langwerpig overkomt. De voorvleugel van deze uil heeft een gelijkmatige, grijsachtig glanzende, bruine grondkleur. Kenmerkend zijn de gedeeltelijk zwart gevulde vlekken. Het zwarte deel in de niervlek wordt doorsneden door de licht gekleurde aders en lijkt daardoor enigszins op een pootafdruk. Deze tekening kennen we niet van andere Nederlandse nachtvlinders. Je komt de zwartvlekwinteruil alleen maar tegen op zoetigheid. In het najaar op bloemen van bijvoorbeeld klimop of op rottend fruit, zoals pruimen en druiven. Midden in de winter is er niet veel meer te snoepen, maar dan worden ze wel eens gezien op stobben van net afgezaagde bomen, waaruit ze blijkbaar ook zoetigheid halen. De zekerste manier om zwartvlekwinteruilen te zien is door te stropen of te smeren. Dat houdt in dat je rond zonsondergang een zoete stof (stroop, suiker en al dan niet wat alcohol, appelmoes en banaan) op bomen smeert. Een uur na zonsondergang kun je daar dan nachtvlinders op aantreffen. Nu alleen nog de zwartvlekwinteruil, zo meteen ook wachtervlinder en bosbesuil en in maart nog meer voorjaarsuilen.
Tekst en foto’s: Kars Veling, De Vlinderstichting