Hoe de Hazen lopen in Groningen
Grauwe Kiekendief - Kenniscentrum AkkervogelsSinds 2009 worden er systematisch broedvogels gemonitord in agrarische gebieden in onder meer Noord-Nederland volgens de punttel-methode: Meetnet Agrarische Soorten (MAS). Hiervoor is een meetnet van honderden telpunten neergelegd waarvan een steeds groter aantal jaarlijks door voornamelijk vrijwilligers van Stichting Werkgroep Grauwe Kiekendief wordt bezocht. Het meetnet voorziet niet alleen in tellingen van aantallen en voorkomen van broedvogels, ook de aanwezigheid van grotere zoogdieren wordt in kaart gebracht.
Eén van deze grotere zoogdieren is de Haas (Lepus europaeus). In de database van Stichting Werkgroep Grauwe Kiekendief zitten op dit moment 6054 waarnemingen van Hazen uit de periode 2009 tot en met 2016. Hiervan zijn 4116 exemplaren (68%) op MAS-punten in de provincie Groningen geteld. In dit bericht zijn deze Groningse waarnemingen op een kaart gezet en wordt er gekeken naar de verspreiding en aantallen in vier Groninger akkerregio’s, te weten:
- Noordelijke zeeklei: lichte zeeklei, open landschap
- Oldambt: zware zeeklei, zeer open landschap
- Veenkoloniën: veen- en zandgrond, open landschap
- Westerwolde: veen- en zandgrond, half-besloten landschap
Verspreiding Hazen
Op 85% van de telpunten is in de loop der jaren in de provincie Groningen één of meerdere Hazen aangetroffen. De meeste waarnemingen betreffen individuele exemplaren, maar er zijn zelfs groepsgroottes tot 21 exemplaren vastgesteld. Uit de tellingen van deze soort komt een duidelijk beeld naar voren, namelijk dat de hoogste dichtheden te vinden zijn in het noordelijke zeekleigebied (Figuur 1). Op vrijwel alle telpunten zijn in deze regio Hazen gezien. Gaten in de verspreiding zijn vooral te vinden in het veenkoloniale gebied waar op 24% van de telpunten geen Hazen is vastgesteld. In het Oldambt en in Westerwolde ligt dit percentage op 15% van de telpunten.
Hazen in aantallen
Niet alleen wat betreft het voorkomen maar ook in aantallen springt het noordelijk zeekleigebied van Groningen eruit. Gemiddeld ligt de dichtheid er een factor twee hoger dan in de andere regio’s (Figuur 2).
In de meeste regio’s lijkt de stand van de Haas stabiel te zijn. Met uitzondering van de veenkoloniën valt geen duidelijk patroon te herkennen van toe- of afname. In de veenkoloniën is de stand sinds 2011 aan het afnemen om in 2016 weer terug te keren op het niveau van 2009. Of in de veenkoloniën sprake is van een blijvende neergaande trend zal de toekomst moeten uitwijzen.
Verschillen te verklaren?
Een ontwikkeling signaleren is iets anders dan hem duiden. De vraag rijst waarom de dichtheid aan Hazen in het noordelijk zeekleigebied de andere regio’s zo overstijgt. Is dit vooral het gevolg van het grondgebruik door de landbouw of speelt bijvoorbeeld de inrichting van het landschap hierbij een doorslaggevende betekenis, die zorg draagt voor een beter ontwikkelde hazenstand?
Op het oog verschillen de regio’s weinig van elkaar. Het zijn allemaal grootschalige open gebieden, die relatief weinig variatie kennen en die gedomineerd worden door de teelt van granen, aardappels, suikerbieten, graslanden en snijmaïs. Deze vier gewastypen maken 93% van het bouwplan in de provincie Groningen uit. In de beide zeekleigebieden is het aandeel granen en grasland hoger, terwijl in Westerwolde en in het veenkoloniale gebied het aandeel aardappels en suikerbieten hoger is. De grootte van de percelen in drie gebieden ontloopt elkaar weinig. In Noord-Groningen, de veenkoloniën en Westerwolde is deze gemiddeld vier hectare. Alleen in het Oldambt is de gemiddelde perceelsomvang 7,8 hectare. Het grondgebruik in de vier regio’s lijkt daarmee niet van doorslaggevende betekenis te zijn.
Wat overblijft is een landschappelijke invloed, bijvoorbeeld de aanwezigheid van kwelders in het noordelijke zeekleigebied: in telpunten op de kwelder blijken een hoge dichtheid aan Hazen te zitten. Dichtheden die vaak die van het agrarische gebied overstijgen. De kwelder als brongebied voor de hazenpopulatie? Een interessante gedachtegang die nader onderzoek verdient.
Tekst: Henk Jan Ottens & Popko Wiersma, Werkgroep Grauwe Kiekendief
Foto's: Sjoerd Sipma (leadfoto); Werkgroep Grauwe Kiekendief
Figuren: Werkgroep Grauwe Kiekendief