Kleine alikruik terug bij Scheveningen
Stichting ANEMOONAlikruiken (plaatselijk ook wel kreukels of krûkels genoemd), zijn bekende huisjesslakken die leven in het litoraal, het gebied dat bij eb droogvalt, op stenen, paaltjes, tussen wier en ander substraat. Alle soorten hebben een gedrongen, in kleur en structuur vaak erg variabel, huisje. De grootste en bekendste soort is algemeen en wordt door de mens gegeten. Ook de meeste andere soorten komen relatief veel voor en leven vaak met honderden bij elkaar. Eén soort echter, de Kleine alikruik, is in ons land zeldzaam en leeft in Nederland aan de noordgrens van haar verspreidingsgebied. Juist deze soort is bij ons een belangrijke vertegenwoordiger van de bijzondere 'spatzône': een smalle zone rondom de vloedlijn van pieren en havenhoofden. Deze voor ons land schaarse biotoop staat al jaren onder druk (onder andere door asfaltering). In die zône wordt door kenners en vrijwilligers elk jaar opnieuw speciaal uitgekeken naar de Kleine alikruik. In verreweg de meeste gevallen en op de meeste plaatsen zonder resultaat. De laatste jaren zijn er echter weer wat meer meldingen.
Kennismaking
De Kleine alikruik (Melarhaphe neritoides) heeft een bijna glad, spits huisje van 6-9 millimeter. Mannetjes worden niet groter dan een halve centimeter. Het huisje is vaak min of meer egaal paarsbruin of zwart van kleur, met onderaan de laatste winding doorgaans een kenmerkende gele kleurband. De dieren voeden zich met zwarte korstmossen en microscopische algen. Tussen december en mei paren de mannetjes en vrouwtjes. Daarna kruipen de vrouwtjes bij extra hoogwater (om de 15 dagen) wat dieper omlaag in het litoraal, om onder het wateroppervlak eikapsels af te zetten. Deze minieme schijfvormige eikapsules bevatten slechts één eitje, dat na circa zeven dagen uitkomt. De jonkies lijken dan nog niet op een slak; het zijn zogenaamde veligerlarven die in het zeewater rondzwemmen met trilharen. Na ongeveer twee weken zetten de larven zich met slijm vast in rotsspleten en schalen van zeepokken, waarna ze snel groeien en hun leven op hoog niveau boven de hoogwaterlijn voortzetten.
Zeldzaam in Nederland
De Kleine alikruik is bekend sinds 1916 (Scheveningen). Ook de tweede vondst (1923) is van die plaats. Latere vondsten (1949) zijn van de zeedijk tussen Den Helder en Huisduinen, waar de soort toen relatief veel werd aangetroffen, maar in latere jaren vrijwel geheel verdween. Omstreeks die tijd werden ook de eerste vondsten gedaan op de pieren van IJmuiden, waar de soort tot op de dag van vandaag verreweg het meest is aangetroffen, zij het soms met een schijnbare afwezigheid van enkele jaren. De Noorder- en Zuiderpieren van IJmuiden golden en gelden nog steeds als de locatie waar al heel lang een min of meer permanente 'Kleine-alikruik-populatie' vertoeft. Andere vondsten zijn van de voormalige Hondsbossche Zeewering en Zeeland (Westkapelle en Vlissingen). In veel gevallen gaat het slechts om incidentele waarnemingen van één of enkele exemplaren. Maar soms worden er ook tientallen Kleine alikruikjes tegelijk waargenomen, vaak in jaren met mildere winters. Opvallend is dat in de jaren daarna, ondanks goed zoeken, de slak vaak decennialang niet meer ter plaatse kan worden aangetoond. Blijkbaar speelt het klimaat, samen met andere veranderingen (aanpassing, verdwijnen, asfalteren) een rol in het voorkomen. Met de huidige opwarming van de aarde zou de Kleine alikruik dus, zoals ook bij diverse Zeeuwse soorten het geval is, meer kansen in ons land kunnen krijgen.
In opkomst?
In ons land worden de laatste jaren (grofweg vanaf het begin van dit millennium), zo nu en dan weer waarnemingen van de Kleine alikruik gedaan. Helaas verdwenen door asfaltering ook flinke delen van het potentiële biotoop. Voor de Hondsbossche Zeewering geldt dat de kunstmatige rotsen volledig onder het zand zijn bedolven door zandsuppleties en aanleg van duinen. Daarmee ging een bijzondere intergetijden-biotoop verloren. Ook op andere plaatsen wordt het bovenste deel van pieren en havenhoofden nog steeds bedreigd, vooral het met asfalt overdekken heeft nadelige gevolgen voor de flora en fauna en zeker voor de Kleine alikruik.
Na ruim vijftig jaar weer terug bij Scheveningen!
Eén van de nieuwere vindplaatsen van de Kleine alikruik is Texel (2011). Uitgezonderd van IJmuiden, betreft het bij de nieuwere vindplaatsen overigens steeds zeer incidentele vondsten van slechts één of enkele dieren. Dat geldt ook voor de meest recente vondst bij Scheveningen. Op 3 maart 2016 vond Arie Twigt (de jongste deelnemer van het Strandaanspoelsel Monitoring Project), hier voor het eerst na decennia weer een slakje dat hij meteen herkende als de Kleine alikruik. Experts bevestigden de vondst. Bij Scheveningen was de soort het laatst waargenomen in 1962. Rond 1975, in een periode met meerdere Kleine-alikruik waarnemingen, is er tevergeefs uiterst intensief naar de soort gezocht. Toen al werd gemeld dat veel biotoop verloren was gegaan door asfaltering. In 2010 zijn de havenhoofden wederom vrij intensief onder de loep genomen in het kader van het Atlasproject Nederlandse Mollusken, maar ook toen zonder resultaat.
Des te groter is de verrassing van de huidige vondst van een levend exemplaar op een pijler van de Scheveningse Pier. Terug na ruim vijftig jaar afwezigheid! De komende tijd zullen waarnemers van Stichting ANEMOON verder onderzoek doen naar deze soort, zowel op de pijlers van de Pier als op de havenhoofden. Lezers die interesse hebben om aan dit onderzoek mee te doen, zijn van harte welkom en kunnen zich aanmelden door te mailen.
Tekst : Adriaan Gmelig Meyling, Rykel de Bruyne en Arie Twigt, allen van Stichting ANEMOON
Foto's: (Foto bovenaan: Asfaltering van de getijdenzone, zoals hier bij Westkapelle, heeft tot gevolg dat vrijwel alle leven uit deze zone jarenlang verdwijnt. In dit gebied kwam de Kleine alikruik rond 1976 nog voor, foto van Adriaan Gmelig Meyling); Arie Twigt, Stichting ANEMOON; Adriaan Gmelig Meyling, Stichting ANEMOON