Aziatische druipzakpijp profiteert van zachte winters
Stichting ANEMOONDe Druipzakpijp (Didemnum vexillum) komt oorspronkelijk uit de noordoostelijke Aziatische kustwateren, onder andere uit de omgeving van Japan. De soort is voor het eerst in 1991 in de Oosterschelde (pdf; 6,9 MB) aangetroffen, waarna hij zich ook al snel in het Grevelingenmeer en Veerse Meer vestigde. Vanaf 2008 wordt de Druipzakpijp ook in de Waddenzee waargenomen. De soort heeft zich met behulp van de mondiale scheepvaart over heel veel gematigde kustgebieden over de hele wereld kunnen verspreiden: onder andere de oost- en westkust van Noord-Amerika, de West-Europese kust en Nieuw-Zeeland en Australië. Op al deze plaatsen zorgt deze samengestelde zakpijp, die dikke korstvormige kolonies vormt, voor overlast. Door concurrentie om vestigingsplaatsen verdringt hij de lokale autochtone soorten. De Amerikanen noemen de soort niet voor niets de "Carpet seasquirt", de "Vloerkleedzakpijp".
Gedurende strenge winters zagen sportduikers en vrijwilligers van Stichting ANEMOON dat de kolonies afsterven. In het voorjaar moet de soort zich dan eerst weer herstellen. Bij milde winters zien we echter dat dit afsterven niet gebeurt. Een belangrijke invloed op de mariene biodiversiteit door de geleidelijke klimaatverschuiving en opwarming van het zeewater wordt met name veroorzaakt door de steeds vaker voorkomende milde winters, of de afwezigheid van strenge winters. De strenge winters uit het verleden hadden een sterk regulerend effect op hier aanwezige aantallen van diverse West-Europese zeedieren, zoals: brokkelsterren, Slijmvissen, Hooiwagenkrabben en Ruig krabbetjes. Nu zien we dat ook exoten kunnen profiteren van de milde winters. De Druipzakpijp is daar zeker een voorbeeld van.
De Druipzakpijk is een kolonievormend zeediertje. De individuele dieren zijn niet veel groter dan één millimeter. Ze vormen echter dikke korsten waar honderdduizenden of meer individuen bij elkaar onder een gezamenlijke huid leven. Ze filteren zeewater om aan hun voedsel te komen. De soort kan zich alleen vestigen op plaatsen waar hard substraat aanwezig is, zoals: oesterschelpen, stenen, wrakken, verloren visnetten, en dergelijk. Op zandbodems komt de soort niet voor.
In onze kustwateren zijn slechts twee soorten predatoren aanwezig. Het zijn het Gevlekt koffieboontje en het Ongevlekt koffieboontje. Beide zijn kleine schelpdieren die behoren tot de groep van Kauries. Ze voeden zich met de Druipzakpijp en leggen ook hun eitjes in holtes in de kolonies. Helaas zijn het beide zeer schaarse soorten. De aantallen van deze prachtige slakjes in onze kustwateren zijn te klein om de verspreiding van de Druipzakpijp tegen te kunnen gaan. Wel worden de laatste jaren steeds meer exemplaren van met name het Ongevlekte koffieboontje waargenomen. Mogelijk wordt die opkomst ook mede veroorzaakt door de klimaatverschuivingen.
Tekst en foto’s: Peter H van Bragt, Stichting ANEMOON (leadfoto: Aziatische Druipzakpijp profiteert van de milde winters en overwoekert grote delen van onze kustbodem)