Meer dan 10.000 eitjes zeldzaam gentiaanblauwtje op Hoge Veluwe
De VlinderstichtingBericht uitgegeven door De Vlinderstichting [land] op [publicatiedatum]
Het gentiaanblauwtje is een zeldzame vlinder die voorkomt op vochtige heideterreinen. De soort stelt hoge eisen aan haar leefomgeving. Een vlakdekkende telling in het Nationaal park Hoge Veluwe leverde maar liefst 10.939 eitjes op, verspreid over 1826 bloeiende klokjesgentianen.
Gentiaanblauwtjes hebben klokjesgentianen nodig, want de rupsen leven de eerste weken van hun bestaan van de vruchtbeginsels van deze plant. Klokjesgentiaan komt maar weinig voor: alleen op vochtige en natte plekken in heide en veengebieden. Maar daarmee houdt het niet op, want na die paar weken moeten bossteekmieren of moerassteekmieren (twee knoopmiersoorten) de rupsen meenemen naar hun nest waar ze maandenlang verblijven en ook de winter doorbrengen.
Al jaren worden er in het kader van het Landelijk Meetnet Vlinders vaste plots met gentianen in de Hoge Veluwe onderzocht op eitjes. Dit jaar doorkruisten vrijwilligers van de ‘Vrienden van de Hoge Veluwe’ het hele terrein. Op alle plekken waar klokjesgentiaan voorkomt, bekeken ze of en hoeveel eitjes er op de planten te vinden waren. Coördinator Nina de Vries: “We weten precies hoe het in die proefvlakken gaat met het gentiaanblauwtje, maar we waren heel erg benieuwd hoeveel er in het hele park voorkomen: dat zijn we nu te weten gekomen.”
De vraag is of dat enorme aantal een garantie biedt voor het duurzaam voortbestaan van deze vlinder in het park. Het klinkt heel veel, die 10.939, maar als je weet dat een vrouwtje zo’n 75 eitjes kan produceren, betekent dit dat er zo’n 145 vrouwtjes op de Hoge Veluwe eitjes hebben afgezet en er misschien zo’n 300 vlinders hebben gevlogen. Dat is een prachtig aantal natuurlijk, maar voor duurzame populaties denken we eerder aan aantallen als 1000 vlinders per generatie. Voor insecten is ook dat nog geen hoog aantal omdat de aantallen tussen jaren sterk kunnen wisselen. Maar doordat gentiaanblauwtjes profiteren van de bescherming door de mieren, hebben ze een betere overleving dan andere insecten en kunnen ook bescheiden populaties duurzaam zijn.
Nina de Vries zal, namens de vrijwilligers, zeker met deze gegevens naar de beheerder van het park stappen en kijken of de soort nog verder kan worden gestimuleerd. Er zijn zeker nog mogelijkheden om het leefgebied uit te breiden. Ook het onderzoek gaat door. Nina: “Het tellen is heel veel werk en het lukt niet om jaarlijks alle gentianen te onderzoeken, maar als we de vaste telplots bijhouden en af en toe deze vlakdekkende inventarisatie herhalen, houden we toch prima de vinger aan de pols”.
Tekst: Kars Veling en Michiel Wallis de Vries, De Vlinderstichting
Foto’s: Nina de Vries, Kars Veling