Tijd kopen als voorlopige oplossing bodemdaling veenweidegebied
Bericht uitgegeven op [publicatiedatum]
De veenbodems in het westen en noorden van het land dalen steeds verder, met name als gevolg van ontwatering voor de landbouw. De combinatie bodemdaling en zeespiegelstijging leidt tot sterk verhoogde risico’s op overstromingen, met een schadepost die kan oplopen tot tientallen miljarden euro’s. Op verzoek van Rijkswaterstaat zette Cees Kwakernaak van Alterra Wageningen UR in een essay de problemen op een rij.
Vroeger, ja vroeger, toen stonden de veenweiden ’s winters vaak blank en in de zomer zakte het grondwater tot slechts enkele decimeters onder het maaiveld. De bodemdaling was toen zeer beperkt, en de natuurwaarden waren hoog. Maar met ontwatering van de veengronden ten behoeve van de landbouw ontstonden de problemen. In West-Nederland ligt het slootpeil nu 50 tot 60 centimeter onder het maaiveld, in Friesland vaak meer dan een meter. De bodems dalen daar met 1 tot 2 centimeter per jaar. In grote gebieden is het veen door oxidatie al bijna verdwenen. Bestond de bodem van Nederland 2000 jaar geleden nog voor 50 procent uit veen, nu is dat nog maar 8 procent. En door klimaatverandering zou de bodemdaling nog kunnen verdubbelen. Cees Kwakernaak: “Veel dunnere veenbodems in Friesland zullen in 2100 geheel verdwenen zijn, en op plekken met dikkere veenpakketten zo’n anderhalve meter lager liggen dan nu het geval is. En met het verdwijnen van de veenbodem ontstaat ook nog een enorme hoeveelheid CO2, een aanzienlijke bijdrage aan het klimaatprobleem.”
Bodemdaling en CO2 zijn niet de enige problemen waar we mee te maken hebben. Volgens het warmste klimaatscenario van het KNMI zal de zeespiegel rond 2100 zo’n 85 centimeter hoger liggen dan nu. Dat is dus slechts de helft van de verwachte bodemdaling op sommige plekken. “Duidelijk is dat de combinatie van zeespiegelstijging en nog sterkere bodemdaling leidt tot verhoogde risico’s op overstromingen,” zegt Cees Kwakernaak. Voor De Lichtkogel, het tijdschrift van Rijkswaterstaat voor de dialoog met de doelgroepen, zette hij de problemen op een rij. De kosten voor waterbeheer en dijkonderhoud zullen de komende jaren fors toenemen. In het Friese veenweidegebied met zo’n 30 procent, oftewel 3,5 miljoen euro per jaar. En de kosten van het herstel van verrotte houten funderingen en verzakte rioleringen in het bebouwde gebied kunnen volgens Deltares voor heel Nederland oplopen tot tientallen miljarden euro’s.
Uiteraard vroeg De Lichtkogel ook om de oplossingen op een rij te zetten. En de oplossing, in technische zin, is heel simpel: trek het grondwaterpeil weer op tot maaiveldhoogte. “Maar,” zegt Kwakernaak, “in dat geval maakt het typisch Hollandse veenweidegebied plaats voor uitgestrekte veenmoerassen. Ook typisch Hollands, maar dan van ons verleden, en dat vinden we met z’n allen nu niet meer wenselijk. De oplossing moeten we dus zoeken in maatwerk. Op sommige plaatsen zal vernatting de enige oplossing zijn, op andere plaatsen kun je denken aan hydrologische buffers. Ook de teelt van gewassen die het op natte gronden goed doen, kan plaatselijk een oplossing zijn.”
Maar de veehouderij is en blijft op veel plaatsen in het veenweidegebied dominant. Nattere bodems zijn voor veehouders onaanvaardbaar. “En toch is het ook daar mogelijk de bodemdaling met de helft te beperken,” zegt Kwakernaak. Innovatieve drainage- en infiltratiesystemen, die permanent onder slootwaterpeil liggen, kunnen ervoor zorgen dat het grondwater in droge tijden veel minder ver uitzakt, waardoor de bodemdaling geremd wordt, en in natte tijden het overtollige water snel afvoeren, wat in het voordeel van de boer is. Er zijn ook al experimenten met grootschalige toepassingen in Zuid-Holland en Utrecht.”
En kunnen we met al deze deelmaatregelen de problemen van de combinatie bodemdaling en zeespiegelstijging blijvend het hoofd bieden? Cees Kwakernaak: “Nee, zo’n aanpak is toch vooral een kwestie van ‘tijd kopen’: zorgen dat het tempo van achteruitgang zoveel mogelijk omlaag gaat binnen de grenzen van onze huidige maatschappelijke opvattingen over veenweidegebieden. Maar wie kan zeggen hoe we over een halve eeuw aankijken tegen deze gebieden? Misschien is er dan veel meer behoefte aan open water, aan moerasplanten voor biobased producten, aan verdere reductie van CO2? Laten we dus zo voorzichtig mogelijk blijven omgaan met de veenbodem als drager van huidige en toekomstige waarden van natuur en economie.”
Tekst: Alterra Wageningen UR
Foto's: Gouwenaar, CC0-licentie; Ronald, CC BY-SA 3.0-licentie