Friese dykswâlen blijken insectenoase
EIS Kenniscentrum InsectenBericht uitgegeven door EIS Kenniscentrum Insecten op [publicatiedatum]
In het nationale landschap de Noardlike Fryske Wâlden liggen honderden kilometers houtwallen (of dykswâlen in het Fries). De insecten van deze structuren zijn de afgelopen jaren geïnventariseerd. Het blijkt dat de houtwallen een onmisbare biotoop vormen in dit agrarische landschap. Hoe komt dat eigenlijk?
Een groot deel van de Noardlike Fryske Wâlden (NFW), voor het grootste deel agrarisch grasland maar ook akkers, wordt volgens gangbare landbouwmethoden bewerkt en doorgaans intensief bemest. In dit gebied liggen vele houtwallen die tot anderhalve meter boven het maaiveld kunnen reiken. Hierdoor ontlopen ze deels de bemesting en soms zijn ze bedekt met een bijzondere begroeiing. De houtwallen kunnen als lange lintvormige ‘ecologische eilanden’ in een puur agrarisch milieu worden gezien. Insecten voelen zich hier om allerlei redenen thuis.
Voedselplanten
Er zijn bijzonder veel insectensoorten die gebonden zijn aan een bepaalde plantensoort of groep van planten. Omdat er in weilanden en op akkers nauwelijks andere planten voorkomen dan het gewas, en de wilde planten die er wel zijn ook nog eens vaak worden weggemaaid of geploegd, zijn hier weinig van dit soort plantgebonden insecten te vinden. De houtwallen zijn juist rijk aan plantensoorten die hier ongestoord kunnen groeien. Een zeer groot deel van de 618 aangetroffen nachtvlindersoorten in het gebied heeft dan ook rupsen die op de houtwallen vreten aan de planten. Maar het blijft niet bij rupsen.
De larven van onder andere snuitkevers, cicaden en bladvlooien eten ook van specifieke kruiden, bomen en struiken en vele zouden niet in het gebied kunnen voorkomen als er alleen weilanden en akkers waren. Een voorbeeld is de prachtkever Agrilus cyanescens waarvan de larven van kamperfoelie vreten, en die dus in de NFW alleen in de houtwallen kan leven.
Onbewerkte grond
Akkers en weilanden worden intensief gebruikt en de bodem wordt vaak geploegd of er wordt mest geïnjecteerd. Bijzonder veel insecten hebben echter een ongestoorde bodem of strooisellaag nodig omdat ze hier permanent leven of hun larven hebben. Een ander goed voorbeeld zijn mieren die nesten in de bodem bouwen en daarom absoluut niet bestand zijn tegen verstoringen. Maar liefst negen van de twaalf in dit gebied voorkomende mierensoorten zijn in het gebied helemaal afhankelijk van de houtwallen.
Hout en strooisel
Het stevige hout van bomen vormt een voedselbron of nestelgelegenheid voor gespecialiseerde insecten. De in de NFW voorkomende boommier en glanzende houtmier maken hun nest in levende of dode boomstammen. Enkele fraaie langpootmuggen, zoals Tanyptera atrata en Ctenophora festiva, hebben larven die van vermolmd hout eten. De larven van veel andere in de NFW aangetroffen langpootmuggen leven in of onder een strooisellaag. Al deze soorten zijn daardoor afhankelijk van de houtwallen.
Beschutting
Er zijn ook vele insectensoorten die niet specifiek gebonden zijn aan bepaalde plantensoorten, maar wel behoefte hebben aan voldoende beschutting die alleen opgaande begroeiing te bieden heeft. Vaak hebben deze soorten behoefte aan een hoge luchtvochtigheid en zijn ze dus gevoelig voor uitdroging. Op de houtwallen werden bijvoorbeeld zes soorten loopkevers gevonden die gebonden zijn aan koele, beschaduwde leefgebieden en dus alleen in bosachtige biotopen kunnen voorkomen.
Nu de dagen weer kouder worden, neemt het belang van de houtwallen alleen nog maar toe. Er is namelijk ook nog een aanzienlijk deel van de insectensoorten dat wel op akkers en in weilanden kan leven, maar in deze tijd van het jaar beschutte plekjes opzoekt om te overwinteren. Het belang van deze ecologische linten kent zijn weerga niet!
Vorige week verscheen een themanummer van het tijdschrift Entomologische Berichten over ‘Entomofauna van de Noardlike Fryske Wâlden’ waarin het voorkomen van allerlei insecten(groepen) in dit bijzondere gebied wordt beschreven, met veel aandacht voor de rol van houtwallen als biotoop.
Informatie over deze uitgave en de bestelwijze zijn te verkrijgen via admin@nev.nl.
Tekst: Jinze Noordijk, EIS Kenniscentrum Insecten
Foto’s: Hans Turin; Gerrit Tuinstra; Theodoor Heijerman; Roy Kleukers; Tim Faasen