Gieren in de zomerse avondlucht
Bericht uitgegeven door Natuurpunt [land] op [publicatiedatum]
Wie zich op een van de zwoele zomeravonden van de afgelopen week op een terras bevond, werd misschien wel getrakteerd op een fantastische vliegshow met bijhorend gejuich. Gierzwaluwen zijn het, die het zo uithangen. Waarom ze dat doen? Omdat ze op zoek zijn naar een nestplaats.
Het enthousiaste gegier van Gierzwaluwen kan je gerust beschouwen als hét geluid van de zomer. Alleen in de vroege zomermaanden laten ze hun “srrierrrr” zo uitbundig horen. Dat kenmerkende geluid gaat gepaard met zotte capriolen die best wel spectaculair zijn. Grote groepen Gierzwaluwen scheren rakelings over de daken van huizen. Duikelend door de straten van de stad gaan ze op zoek naar nestplaatsen: een spleet in de muur of een oude dakgoot kan volstaan.
Voordat de Gierzwaluw zich aanpaste aan de menselijke bebouwing maakte deze holenbroeder zijn nest in rotsspleten in bergachtige streken of in oude spechtenholen aan de rand van de bossen. In de periode dat de steden zich ontwikkelden ontstond er voor de Gierzwaluw een omgeving waar hij een nestplaats kon vinden. Maar daar botsen ze de laatste tijd almaar vaker op een probleem. De voorbije jaren zijn we onze huizen zo ijverig gaan isoleren dat Gierzwaluwen het moeilijk krijgen om een geschikte nestplaats te vinden. Is dakisolatie dan een slechte zaak? Natuurlijk niet, maar een alternatief huisje voor de gierzwaluw is bijzonder welkom.
Helaas is het ook nog zo dat de Gierzwaluw zeer plaatstrouw en niet erg flexibel is wanneer er naar een nieuwe nestruimte moet worden uitgeweken. Er zijn voorbeelden bekend van een pand dat gesloopt werd en waar de broedvogels nog het hele broedseizoen bleven aanvliegen op de plek waar eerder de invliegopening was gesitueerd. Het was alsof de vogels niet wilden beseffen dat het nest verdwenen was. Die inflexibiliteit is een wat minder straffe eigenschap van de Gierzwaluwen, als je beseft dat ze ieder jaar na tienduizenden kilometers te hebben gevlogen precies weer het nest terugvinden. ‘Nieuwvrees’ noemen we dat: gierzwaluwen zijn ook zeer moeilijk te verleiden om een nieuwe broedplaats in te nemen, maar dat is vaak de enige keuze.
Daarom is het erg belangrijk dat de alternatieve nestplaatsen zich erg dicht bij de bestaande nestplaatsen bevinden. Zo zijn er aanbouwkasten, die je gemakkelijk in de schaduw onder de dakgoot kan aanbrengen, of zijn er inmetselbare nestkasten die in de spouw achter de buitengevel kunnen worden geïntegreerd. Gierzwaluwen zijn koloniebroeders dus indien mogelijk kunnen best meerdere nestgelegenheden naast elkaar worden aangebracht. Als een nestplaats eenmaal bezet is dan komen de Gierzwaluwen normaal gesproken ieder jaar weer terug en worden andere kasten vlotter bezet door nieuwe paartjes. Gierzwaluwen zorgen niet voor overlast. Ironisch genoeg is dat één van de grote problemen: mensen weten vaak niet dat ze een paartje in hun dakgoot hebben zitten, zodat ze vaak per abuis worden ‘weggerenoveerd’.
In tegenstelling tot wat hun naam doet vermoeden zijn Gierzwaluwen helemaal geen zwaluwen en hebben ze ook met gieren niets te maken. Gierzwaluwen zijn verre verwanten van de Kolibrie. Het is een relatief kleine, donkerbruine vogel met erg herkenbare, sikkelvormige vleugels en diep gevorkte staart. De vogels spreken voor veel mensen tot de verbeelding: ze eten, vliegen, paren en slapen zelfs in de vlucht. Het zijn zo'n beetje de 'dolfijnen van het luchtruim'. Net voor het donker wordt verzamelen de niet-broedende gierzwaluwen zich en stijgen dan onder luid geroep samen naar een hoogte van 1000 tot 3000 meter. Tijdens de nacht zweven ze rustend in een soort halfslaap met trage vleugelslag heel langzaam naar beneden. Alleen in de nestperiode hebben broedvogels contact met de aarde. Hoe herkennen de mannetjes de vrouwtjes? heel simpel: ze roepen het. Wanneer je let op de gierzwaluwroep, hoor je al snel dat hij meestal in duet wordt voortgebracht. vrouwtjes roepen hoorbaar hoger dan mannetjes.
Slechts een drietal maanden tref je ze aan op hun broedplaats, ze komen dus enkel naar onze contreien om een nest te bouwen, te broeden en hun kroost groot te brengen. Hun kroost bestaat uit hooguit 2 of 3 jongen en er wordt slechts één keer per jaar gebroed. Eind juli of begin augustus zijn ze plotseling weer naar het zuiden vertrokken. Meestal gebeurt dat overal tegelijk, vaak op dezelfde dag.
Wanneer we op een zomerse avond genieten van het heerlijke gegier van de Gierzwaluwen, zijn we lang niet de eerste om dat te doen. In 1903 schreef Jac P. Thijsse in het standaardwerk “Het Vogeljaar” over de Gierzwaluw: “Dit is het zwarte dier, dat ’s zomers in de steden zooveel lawaai maakt en eigenlijk niet eens een zwaluw mag heeten, al lijkt het er door zijn lange vleugels en zijn manier van voedsel te verzamelen ook nog zoo op."
Meer informatie over Gierzwaluwen vind je hier.
Tekst: Hendrik Moeremans & Gerald Driessens, Natuurpunt
Foto"s: Raymond De Smet, Vivara