Winter doet Ransuilen roesten
Bericht uitgegeven door Natuurpunt [land] op [publicatiedatum]
Nu de winter voor de deur staat en de dagen alsmaar killer en donkerder worden, zoeken we elkaar op of kruipen we knus bij elkaar om de kou tegen te gaan. Ook ransuilen zoeken elkaars gezelschap op in deze tijd van het jaar: ze groeperen zich om overdag gezellig samen in een boom een uiltje te knappen. Dat unieke gedrag heet ‘roesten’.
Ransuilen behoren tot de weinige uilensoorten die samenleven met soortgenoten. Van september tot in het prille voorjaar vormen ze kleine groepjes, van doorgaans zes tot acht vogels. Vaak kiezen ze loofbomen die in deze periode hun bladeren nog niet verloren hebben als voorlopige roestplaats. Wanneer de winter echt aanbreekt, zoeken de uilen een definitieve roestplaats op. Vaak opteren ze dan voor groen blijvende bomen zoals thuja’s, hulst, spar, taxus of met klimop bedekte loofbomen. Definitieve roestplaatsen kunnen soms indrukwekkende aantallen ransuilen herbergen. Zo kan het best zijn dat je in een enkele boom wel dertig ransuilen ziet soezen.
Doorgaans gebruiken Ransuilen jaar na jaar dezelfde bomen als roestplaats. In het voorjaar verlaten ze die plek om zich in hun broedterritorium te vestigen. De broedplaatsen van Ransuilen zijn vaak niet ver verwijderd van de roestplaatsen. Naast een plaats om te slapen, zijn roestbomen ook ideaal om een partner te vinden. Vanaf januari worden op de roestplaatsen namelijk de eerste contacten gemaakt tussen mannetjes en vrouwtjes. Later in het voorjaar, in de maanden maart en april, houden de Ransuilen baltsvluchten in het nieuwe territorium.
Hoewel je zou kunnen denken dat zo’n bende ransuilen in het oog springt, is het vaak bijzonder lastig om roestplaatsen te ontdekken. Ransuilen zijn namelijk cryptisch getekend en daarom bijzonder goed gecamoufleerd. Hun verenkleed is aan de bovenkant rosbruin met een donkere tekening die sterk op boomschors lijkt. Bovendien zijn ze in de winter niet vocaal. Als de Ransuil zich al eens laat horen, is het geluid weinig opvallend. Enkel de roep van de pas uitgevlogen jongen -een rauwe, klagende fluittoon- is onmiskenbaar en soms zelfs overdag te horen. Een goede aanwijzing voor de aanwezigheid van een roestplaats, is het groot aantal braakballen onder de roestboom. Soms worden er hele stapels aangetroffen, die voor onderzoekers een onschatbare bron van informatie zijn over het menu van de uilen. Bovendien zijn ze een ideaal hulpmiddel om de verspreiding van diverse muizensoorten in kaart te brengen.
Ransuilen leven in bosgebieden met daarnaast open landschappen. Ze houden zich graag op in naaldbossen met hier en daar open terreinen, houtwallen en loofbomen, maar ook in dorpen zitten ze wel eens. Zo zit er nu en dan wel eens een roestplaats op een kerkhof of in het park. Broeden doet de ransuil in verlaten nesten van roofvogels, kraaien en eksters. Hij legt drie tot vijf eieren en na vier weken kippen de jongen. Bij het uilskuiken zijn na enkele dagen de oortjes al zichtbaar. Op het menu van de Ransuil staan vooral veldmuizen, maar bij schaarste of in strenge winters schakelen ze – in tegenstelling tot de kerkuil - vlot over op vogels als huismussen en vinkachtigen.
Tekst: Ben De Witte
Foto: Rik Clique, Davy Vanwynsberghe