Nog flink wat roepende patrijzen in Drentse akkergebieden
Grauwe Kiekendief - Kenniscentrum AkkervogelsBericht uitgegeven door Werkgroep Grauwe Kiekendief [land] op [publicatiedatum]
Een inventarisatie van patrijzen in Drentse akkergebieden bracht aan het licht dat een landschappelijke configuratie met kleinschalige elementen bepalend is voor het voorkomen van patrijzen. De aanwezigheid van akkerranden blijkt niet van invloed te zijn op de aantallen.
Op strooptochten door de Drentse dreven is de patrijs allang geen alledaagse verschijning meer. De waarnemingen die gedaan worden zijn schaars en vaak toevallig omdat vogels voor de voet opvliegen. Voor spontaan roepende vogels in de avondschemering moet inmiddels flink gegraven worden in de notitieboekjes.
De oorzaken van de afname van de patrijs zijn genoegzaam bekend. Het lukt de soort simpelweg niet meer om jongen groot te brengen in een cultuurlandschap dat sterk veranderd is door schaalvergroting, eenvormigheid en pesticidengebruik. Inzicht in het voorkomen en de omvang van de huidige populatie patrijzen ontbreekt echter in veel gebieden, omdat het ontbreekt aan gericht onderzoek naar de soort.
In de provincie Drenthe zijn van half maart tot begin mei in negen akkergebieden in de avondschemering transecttellingen uitgevoerd. Hierbij werd het geluid van roepende mannetjes om de 400 tot 500 meter afgespeeld op de kilometerslange transecten. Vijf van de gebieden waren oude heideontginningen, gelegen op het Drents plateau. Vier gebieden lagen in het veenkoloniale gebied ten oosten van de Hondsrug. In beide landschapstypen werden gebieden met en gebieden zonder akkerranden geteld. Belangrijke vragen van het onderzoek waren of, en zo ja hoeveel, patrijzen er voorkomen in de akkergebieden, en of het voorkomen van patrijzen verband houdt met akkerrandenbeheer in deze gebieden.
Het resultaat overtrof alle verwachtingen. In vrijwel alle gebieden reageerden patrijzen op het afgespeelde geluid. Op deze wijze konden in totaal 27 roepende vogels onderscheiden worden. Verrassend was dat in twee gebieden meerdere patrijzen aan het roepen waren, nog voordat het geluid werd afgespeeld. Een belangrijke uitkomst was dat de meeste patrijzen werden aangetroffen in de gebieden op het zand (zie grafiek).
Een relatie tussen het voorkomen van patrijzen en de aanwezigheid van akkerranden kon niet worden gelegd. Op 53 meetpunten in gebieden met akkerrandenbeheer werden 14 roepende vogels waargenomen, op 54 meetpunten in gebieden zonder akkerrandenbeheer telden we 13 roepende vogels.
Eerder lijkt de configuratie van het landschap bepalend te zijn voor het voorkomen van patrijzen. De aanwezigheid van akkers, struwelen, bosjes en tuinen met struweelrijke vegetatie, weelderig begroeide slootkanten en een hogere mate aan gewasdiversiteit lijkt doorslaggevend te zijn. Deze landschappelijke afwisseling is groter op de heideontginningen op het zand dan in het veenkoloniale akkergebied.
Tekst: Henk Jan Ottens & Oike Vlaanderen, Werkgroep Grauwe Kiekendief
Foto's: Henk Jan Ottens, Werkgroep Grauwe Kiekendief