Mannetje Stomorhina lunata op boerenwormkruid. Foto Susan Rustidge.

Recordaantal sprinkhaanvliegen in Nederland in 2014

EIS Kenniscentrum Insecten
20-OKT-2014 - Dit jaar zijn tot nu toe al 48 sprinkhaanvliegen gezien in Nederland, veel meer dan de afgelopen jaren. De meeste zijn gemeld in de zuidelijke helft van ons land. In 1990 werd het eerste exemplaar in Nederland gezien en de laatste jaren lijkt hij iets toe te nemen, maar dit jaar maakt hij wel een enorme sprong. De sprinkhaanvlieg komt oorspronkelijk voor in (half-)woestijnen in Zuid-Europa en Afrika, waar hij parasiteert op eieren van treksprinkhanen.

Bericht uitgegeven door EIS Kenniscentrum Insecten [land] op [publicatiedatum]

Dit jaar zijn tot nu toe al 48 sprinkhaanvliegen gezien in Nederland, veel meer dan de afgelopen jaren. De meeste zijn gemeld in de zuidelijke helft van ons land. In 1990 werd het eerste exemplaar in Nederland gezien en de laatste jaren lijkt hij iets toe te nemen, maar dit jaar maakt hij wel een enorme sprong. De sprinkhaanvlieg komt oorspronkelijk voor in (half-)woestijnen in Zuid-Europa en Afrika, waar hij parasiteert op eieren van treksprinkhanen.

De sprinkhaanvlieg of Stomorhina lunata (Fabricius, 1805) is een kleine bromvlieg met opvallende streping op de ogen, een puntig snuitje en grijs bestoven lengtestrepen op het borststuk (zie foto's hieronder). Door de oranje vlekken op het achterlijf wordt het mannetje wel eens aangezien voor een zweefvlieg, bijvoorbeeld een snuitzweefvlieg (Rhingia campestris). Het vrouwtje heeft grijzige achterlijfvlekken en duidelijk gescheiden ogen. De larven van S. lunata leven in de eipakketten van een aantal Afrikaanse treksprinkhaansoorten. Vanwege deze bijzondere levenswijze zou als Nederlandse naam “sprinkhaanvlieg” goed passen.

Vrouwtje Stomorhina lunata op boerenwormkruid (foto: Susan Rustidge)

De sprinkhaanvlieg werd in 1990 voor het eerst in ons land gezien. Tot en met 2008 werden jaarlijks 1 tot 3 waarnemingen gemeld. Daarna neemt het aantal toe met 7 waarnemingen in 2009, en in 2010 zakt het weer terug naar 4 waarnemingen. In 2011 werden 14 waarnemingen van 17 exemplaren in 12 5x5 km-hokken gedaan. 2012 was met slechts twee waarnemingen van ieder een exemplaar weer vergelijkbaar met de periode tot 2008. In 2013 was het aantal weer ongeveer even hoog als in 2011 met 12 waarnemingen van 13 exemplaren in 10 5x5 km-hokken.

Mannetje Stomorhina lunata op boerenwormkruid (foto: Susan Rustidge)

2014 is echter van een heel andere orde: na de eerste waarneming op 30 mei bij Bergen (NH) leverde dit jaar tot 30 september 48 waarnemingen (63 exemplaren) op in 32 5x5 km-hokken (zie kaart). Bijna alle waarnemingen zijn dit jaar gedaan in de zuidelijke helft van het land, met als uitschieter een overwoekerd pad tussen maïsakkers en nabij vochtig loofbos bij Helmond waar op 16, 21 en 23 augustus respectievelijk 3, 5 en 13 exemplaren werden aangetroffen. Van de Waddeneilanden, waar in 2011 en 2013 ook enkele sprinkhaanvliegen werden gezien, is in 2014 geen waarneming bekend.

Ook in België was 2014 een goed jaar voor de soort, met 17 waarnemingen van 18 exemplaren in 14 5x5 km-hokken, na eerdere waarnemingen in 2009 (5), 2011 (8), 2012 (4) en 2013 (1, zie waarnemingen.be).

5x5 km-hokken waar Stomorhina lunata in 2014 is waargenomen (bron: waarneming.nl)

Het is nog steeds een raadsel of deze soort jaarlijks vanuit Afrika (of Zuid-Europa) hier naartoe vliegt of zich in Nederland voortplant. Vóór voortplanting spreekt het voorkomen van meerdere exemplaren op een locatie, hun verse uiterlijk en het aandeel mannetjes (meer dan de helft van het aantal exemplaren waarvan de sexe bekend is). Van een trekkende soort zou je vooral van de bevruchte vrouwtjes verwachten dat ze grote afstanden afleggen om nieuwe haarden van treksprinkhanen te ontdekken. De mannetjes zullen vooral in de buurt van voortplantingsplaatsen wachten tot de vers verpopte vrouwtjes uit de grond komen. Onduidelijk is vooral of er in Nederland wel geschikte voorplantingsplaatsen zijn. De Europese treksprinkhaan (Locusta migratoria) kwam vroeger verspreid door heel Nederland en België voor, maar is nu verdwenen uit West-Europa. De soort wordt wel regelmatig in de natuur aangetroffen, maar dan gaat het om sprinkhanen die als reptielenvoer gekweekt en ontsnapt of losgelaten zijn. Ook de Egyptische treksprinkhaan (Anacridium aegypticum) wordt wel in ons land waargenomen, daarbij gaat het om exemplaren die met groenten, fruit of planten zijn aangevoerd. Van geen van beide sprinkhaansoorten is voortplanting in de natuur te verwachten. Het is niet uit te sluiten dat een andere sprinkhaansoort in Nederland als prooi dient, al zijn de locaties waar de vliegen in Nederland zijn waargenomen over het algemeen geen bijzonder sprinkhanenrijke plekken.

Van een soort die normaliter in (half-)woestijnen voorkomt in Zuid-Europa en Afrika zou je eigenlijk ook verwachten dat deze vooral met hoge temperaturen en droog weer vliegen. Figuur 4 geeft een overzicht het aantal in Nederland waargenomen exemplaren per decade, waaruit een duidelijke top in augustus blijkt. De sprinkhaanvlieg werd ook dit jaar weer vooral in augustus waargenomen, en dat terwijl augustus 2014 behoorlijk nat was en met een gemiddelde temperatuur van 16,1°C in De Bilt de koudste augustus sinds 1993.
 

Aantal vanaf 1990 tot 10 oktober 2014 in Nederland gevonden exemplaren van Stomorhina lunata per decade

De laatste vrouwtjes kunnen nog tot eind oktober worden waargenomen. Uit de foto’s op waarneming.nl blijkt dat veel Stomorhina’s worden aangetroffen op gele bloemen: boerenwormkruid, Jakobskruiskruid, Canadese guldenroede en diverse andere tuinplanten.

Van der Linden, J., 2011. Veel Stomorhina lunata in 2011. De Vliegenmepper 20 (2): 7-8. http://www.nev.nl/diptera/Vliegenmepper2011-2.pdf

Tekst: Jaap van der Linden, EIS Kenniscentrum Insecten
Foto's: Susan Rustidge