Over paddenstoelen en klimaatverandering
Bericht uitgegeven door Natuurpunt [land] op [publicatiedatum]
Al sinds het begin van de maand lijkt het voor sommigen herfst: het mooie zomerweer zit er grotendeels op en bovendien verschijnen er her en der paddenstoelen. Abnormaal tijdens de zomermaanden? Helemaal niet. Als het maar genoeg regent, kan het paddenstoelenseizoen al in juli starten. Er zijn zelfs echte zomersoorten. Maar dat neemt niet weg dat er heel wat beweegt in paddenstoelenland. Britse en Zweedse onderzoekers zetten enkele gevolgen van klimaatverandering op paddenstoelen onlangs op een rijtje.
Sommige paddenstoelen lijken wel echte zomersoorten te zijn: Ruwe russula bijvoorbeeld, die vooral in de maand augustus gemeld wordt, of een kleinood als Oranje grastaailing. Ook voor boleten is de ‘vroege herfst’ een veel beter moment om ze te gaan zoeken dan de maand oktober.
Toch lijkt er wat te verschuiven: het paddenstoelenseizoen wordt alsmaar langer.Van veel soorten start de fructificatie (het vormen van vruchtlichamen die we paddenstoelen noemen) vroeger en duurt ze langer. Waar die verschijningsperiode in de jaren 1950 gemiddeld 33 dagen bedroeg, is dat anno 2009 al 69 dagen geworden, en dat zowel in Oostenrijk, Noorwegen als het Verenigd Koninkrijk. Opvallend is dat niet alle paddenstoelen op eenzelfde manier reageren op die klimaatverandering. Zo stelde men in Zuid-Engeland vast dat 25% van de soorten vroeger begon te verschijnen, terwijl 40% net later ging fructificeren. Ook is de verschijningsperiode van strooiselafbrekende soorten veel sterker verlengd dan die van mycorrhizasoorten, die in symbiose met loofbomen leven. Binnen een bepaalde ecologische groep, of zelfs een genus, verschillen de reacties van soort tot soort. Op een halve eeuw wist de Geelwitte russula haar verschijningsperiode met bijna 40 dagen te verlengen, terwijl de Stevige braakrussula ‘slechts’ 15 dagen langer te zien is. De even algemene Grofplaatrussula is nu zelfs 10 dagen minder lang te zien.
Of paddenstoelen die in symbiose met bomen leven vroeger of langer verschijnen, blijkt bovendien ook van de begeleidende boom af te hangen. Als de Gewone fopzwam samenleeft met loofbomen, is hij in staat zijn fructificatieperiode te verlengen. Als hij samengroeit met naaldbomen, lukt dat niet. Dit soort complexe vaststellingen geeft aan dat de onderliggende mechanismen niet gemakkelijk te begrijpen zijn.
Paddenstoelen bestaan grotendeels uit water, en de vochtigheidsgraad van de bodem is dan ook bepalend voor de vorming van vruchtlichamen. Maar zwamvlokken reageren ook op temperatuursverschillen. Sommige soorten reageren op een daling van de temperatuur om over te gaan tot de productie van vruchtlichamen. Bovendien reageren zwamvlokken soms traag op klimatologische omstandigheden. Een week met veel regen betekent niet noodzakelijk dat de paddenstoelen de week nadien uit de grond schieten. In Engeland ontdekte men dat de juli-temperaturen en de hoeveelheid neerslag in augustus bepalend zijn voor de voorjaarspaddenstoelen die in de daaropvolgende lente te zien zijn. En is het in oktober opvallend warm, dan zullen ze in de lente daarop pas later verschijnen.
Zijn de aantallen paddenstoelen toe- of afgenomen de voorbije decennia? Moeilijke vraag, aangezien de resultaten van uiteenlopende studies niet eenduidig zijn. In een Zwitsers bosreservaat bleek de hoeveelheid paddenstoelen op enkele decennia zowat verdubbeld te zijn en werd dus een positief effect vastgesteld. Dat bomen meer koolstof vastleggen, komt ook hun begeleidende paddenstoelen ten goede, stellen de onderzoekers. Langs de andere kant lijken hogere zomertemperaturen nefast te zijn voor een gegeerde soort als de Périgord-truffel, waarvan de productie de laatste decennia sterk is afgenomen. Het ziet er dus naar uit dat klimaatverandering voor de ene soort of functionele groep positief kan uitdraaien, terwijl ze voor andere duidelijk nefast is. Op de vraag 'of klimaatverandering positief is voor paddenstoelen in het algemeen' kan geen eenvoudig antwoord gegeven worden.
Bron: Boddy L., Büntgen U., Egli S. e.a. 2014. Climate variation effects on fungal fruiting. Fungal Ecology 10:20-33.
Tekst: Wim Veraghtert, Natuurpunt Educatie
Foto’s: Leo Janssen