Jonge koolmeesjes

Hoe reageerden zangvogels op het koude voorjaar?

Sovon Vogelonderzoek Nederland
28-JUN-2013 - Het zal niemand zijn ontgaan. We hadden een koude winter en een daaropvolgend koud voorjaar dat zeer lang aanhield, zelfs tot eind mei. Welke gevolgen heeft dit voor onze broedvogels? Voorzichtig tekent zich het beeld af dat veel overwinterende vogels een lagere stand laten zien. Blijkbaar heeft de derde behoorlijk strenge winter op rij toch weer tot een hogere sterfte geleid.

Bericht uitgegeven door Sovon Vogelonderzoek Nederland op [publicatiedatum]

Het zal niemand zijn ontgaan. We hadden een koude winter en een daaropvolgend koud voorjaar dat zeer lang aanhield, zelfs tot eind mei. Welke gevolgen heeft dit voor onze broedvogels? Voorzichtig tekent zich het beeld af dat veel overwinterende vogels een lagere stand laten zien. Blijkbaar heeft de derde behoorlijk strenge winter op rij toch weer tot een hogere sterfte geleid.

Inmiddels zijn er heel wat signalen uit het veld die aangeven dat onze broedvogels wel degelijk op de aanhoudende kou hebben gereageerd. Het is nog te vroeg om harde getallen te noemen over de populatie-ontwikkeling maar voorzichtig tekent zich af dat veel hier overwinterende vogels een lagere stand laten zien.

Jonge koolmeesjes (foto: Petra Wegner)

Twee weken later
Van veel soorten weten we daarnaast dat ze veel later zijn begonnen met broeden. Zo melden de deelnemers aan het netwerk voor nestkastbroeders (NESTKAST) dat de mezen minimaal twee weken later begonnen te broeden dan normaal. Maar, wat is normaal? Door deze vertraging zijn de mezen terug op de broedtijden zoals we die dertig jaar terug constateerden. Met name in het noorden van het land zijn de mezen extreem laat. De merkwaardige situatie doet zich voor dat de langeafstandstrekkers als bonte vliegenvanger en gekraagde roodstaart in sommige gebieden eerder eieren hebben dan de mezen. Zij kwamen namelijk rond de normale tijd terug.

Weinig jonge vogels
Niet alleen de nestkastcontroleurs merkten de late broedstart op. Ook ringers die meedoen aan het Constant Effort Site project (CES) meldden dat er niet of nauwelijks jonge vogels werden gevangen tot half juni. Niet alleen gold dat voor mezen, maar ook voor tjiftjaffen, roodborsten, merels en zwartkoppen. De spreeuwen vlogen later uit en nog duidelijker was dat bij de grote bonte specht. In de eerste week van juni werden nog luid kiekende jongen vanuit de nestholte gehoord, zo’n twee weken later dan normaal. Al met al lijkt het er dus op dat de standvogels en de vroeg broedende soorten de meeste vertraging hebben opgelopen.

Gevolgen
Maar wat heeft dat voor gevolgen voor de populaties? En heeft het gevolgen voor het broedsucces? De verhalen zijn wisselend. Sommige waarnemers zien een lager broedsucces, andere vinden dat het wel meevalt. We zijn dan ook benieuwd naar de gegevens die uit het CES en het nestkaartenproject komen en die voor een aantal ‘gewone’ soorten een indicatie kunnen geven over het broedsucces. Waarschijnlijk zijn de uiteindelijke consequenties daarvan pas volgend voorjaar terug te zien in de broedvogelaantallen. Nog even geduld dus, voordat we een finaal oordeel over dit voorjaar kunnen vellen.

Alhoewel? Voor de waarnemers die het liefst zo veel mogelijk tijd in het veld doorbrengen om te tellen kunnen we wel stellen dat het slechte weer in het voorjaar een ‘uitdaging’ was.

Tekst: Ruud Foppen, Sovon Vogelonderzoek Nederland
Foto: Petra Wegner