Nederland voldoet niet aan Europese eisen voor natuurbehoud
Bericht uitgegeven door Alterra Wageningen UR [land] op [publicatiedatum]
De Nederlandse natuur en biodiversiteit worden bedreigd door factoren zoals verdroging, vermesting, verzuring en versnippering. De Nederlandse overheid neemt al tientallen jaren maatregelen om de condities voor natuur te verbeteren. Toch voldoet Nederland nog steeds niet aan de eisen van de Europese Commissie voor biodiversiteitbehoud en Natura 2000. Extra maatregelen zijn nodig, bijvoorbeeld overgaan naar een meer duurzame vorm van agrarische bedrijfsvoering.
De Nederlandse overheid neemt al sinds eind jaren tachtig van de vorige eeuw maatregelen om de condities voor natuur te verbeteren. Toch is nu, ruim twintig jaar, later zowel de ruimtelijke samenhang als de milieukwaliteit nog altijd onvoldoende om de biodiversiteit te behouden. Nederland voldoet daardoor niet aan de eisen van de Europese Commissie voor biodiversiteitbehoud en Natura 2000. Extra maatregelen zijn nodig, bijvoorbeeld overgaan naar een meer duurzame vorm van agrarische bedrijfsvoering.
Niet al deze drukfactoren vormen overal een even groot probleem voor de benodigde ruimtelijke en milieukwaliteit. Voor twee derde van het oppervlak van de natuurgebieden geldt dat de kwaliteit voor minstens één factor niet voldoet. Voor een derde van het oppervlak zijn de ruimte en milieucondities wel op orde. Teveel stikstofdepositie is voor de meeste gebieden een probleem, terwijl bijna alle natte natuur kampt met verdroging. Bovendien is de ruimtelijke samenhang van de gebieden veelal niet voldoende. De genomen maatregelen hebben het probleem met verzuring grotendeels opgelost.
Alterra heeft in het kader van de Balans van de Leefomgeving voor het PBL onderzocht wat de kwaliteit is van de Nederlandse natuurgebieden. Dit is gebeurd voor vier factoren die op het ogenblik in belangrijke mate de kwaliteit van de natuurgebieden bepalen:
- De hoeveelheid stikstof die vanuit de lucht op natuurgebieden terecht komt en daar voor vermesting zorgt. Voor elke plek is vastgesteld hoeveel dat maximaal mag zijn voordat er plantensoorten verdwijnen; de kritische depositiewaarde. Als die wordt overschreden is er een probleem en is deze op een kaart aangegeven.
- De bodemzuurgraad. In het verleden is door de uitstoot van zwavel de bodem verzuurd geraakt; de zure regen. De zuurgraad van de gebieden, afgeleid van vegetatieopnamen, is vergeleken met de eisen die de vegetatie stelt aan de zuurgraad. Als de zuurgraad te laag was zijn deze gebieden op een kaart aangegeven.
- Voor de grondwaterstand is alleen gekeken naar de grondwatergevoelige vegetatie. De actuele grondwaterstand is vergeleken met de voorwaarden die vegetatietypen stellen aan de grondwaterstand. Ook hier zijn de te lage grondwaterstanden aangegeven op een kaart.
- De ruimtelijke samenhang van de natuurgebieden is onderzocht op basis van 80 soorten van de Annex II en IV van de Habitats directive en Annex 1 van de Birds Directive. De ruimtelijke samenhang is bepaald met het model LARCH. Daar waar de samenhang voor een of meer van de soorten onvoldoende is, is dit in beeld gebracht.
De vier kaarten met de probleemgebieden zijn samengevoegd tot een overzichtskaart. Gebieden met minimaal één probleem zijn door het hele land te vinden, net als gebieden zonder problemen. De natuurgebieden op de zandgronden zoals de Veluwe, Utrechtse heuvelrug, duinen maar ook de geïsoleerd liggende gebiedjes in de Achterhoek en Twente hebben veelal problemen met het teveel aan stikstofdepositie. In natte gebieden, zoals moerassen en hoogvenen, is de grondwaterstand nog veelal te laag. Bij de gebieden in de Achterhoek en Twente is de ruimtelijke samenhang onvoldoende waardoor leefgebieden soms te klein zijn en/of te geïsoleerd liggen voor een duurzame populatie van de beschermde soorten. Er zijn geen gebieden waar alle vier de onderzochte drukfactoren een probleem vormen.
Het uitgevoerde onderzoek geeft duidelijk aan dat voor veel natuurgebieden, inclusief de Natura 2000 sites de ruimtelijke en milieucondities nog (lang) niet op orde zijn om de Nederlandse biodiversiteit te behouden en aan de eisen van de EU te voldoen en dus om de habitats en de soorten in een goede staat van instandhouding te krijgen. Meer maatregelen zijn nodig om de deels door de Habitats and Birds directive van de EU opgelegde doelen te bereiken. Deze maatregelen kunnen zowel worden genomen in het veld, bijvoorbeeld door het aanleggen van robuuste verbindingen tussen grote en kleine natuurgebieden, als bij de bron, door bijvoorbeeld de uitstoot van stikstof (ammoniak en nitraat) te voorkomen. Een oplossing zou kunnen liggen in een meer duurzame vorm van agrarische bedrijfsvoering, maar dit vergt een fundamentele verandering in het Europese agrarische beleid.
Tekst en foto's: Wieger Wamelink, Alterra Wageningen UR
Figuur: Ruut Wegman, Alterra Wageningen UR