Moederkoren bezorgt vlinders een feestdis
Bericht uitgegeven door Natuurpunt Educatie [land] op [publicatiedatum]
Op vrijdag 14 september zag het ernaar uit dat een nachtvlinderexcursie in de Hoogmoerheide te Turnhout op weinig zou uitdraaien. Het koelde flink af en noch de opgestelde lampen, noch de ingesmeerde bomen lokten hoge aantallen vlinders. Toch werden, met de zaklamp (!) alsnog tientallen vlinders gevonden: foeragerend op Pijpenstrootje. Wat voor lekkers vonden die beestjes daar?
In het kader van een cursus ‘Kennis maken met nachtvlinders’ trok een meute enthousiaste liefhebbers van Natuurpunt de Wulp vrijdagavond op tocht in de Hoogmoerheide. Met slechts een enkele Piramidevlinder op smeer en een handvol banale soorten in de vlindervallen leek het niet meteen een succesvolle avond te worden. Tot, toevallig, een foeragerende Witte-l-uil (Mythimna l-album) op een halm Pijpenstrootje werd opgemerkt door een deelnemer met zaklamp. En iets verder nog één, en dan nog één. Uiteindelijk werd de avond afgeklokt op minstens dertig Witte-l-uilen, evenveel Agaatvlinders en verder kleinere aantallen Zwarte-c-uilen, Witstipgrasuilen en Grote worteluilen, alle druk in de weer op het Pijpenstrootje. Ook een enkel Muisbeertje, een Lieveling, een Bruine snuituil en een Zuidelijke stofuil bevonden zich onder de foeragerende vlinders.
Aangezien van grassen zoals Pijpenstrootje moeilijk gezegd kan worden dat het interessante nectarplanten zijn, ligt het voor de hand dat de vlinders iets anders zochten op de grashalmen. In tijden waarin nectar schaarser wordt, durven nachtvlinders nogal eens overschakelen op alternatieve suikerhoudende voedselbronnen (bijv. rottend fruit). Op Pijpenstrootje vinden ze die suikers ook. Niet omdat ze door de plant van nature worden aangemaakt, maar omdat ze afgescheiden worden ten gevolge van een schimmelaantasting.
Net als een resem andere grassen kan Pijpenstrootje aangetast worden door moederkoren, een zakjeszwam waarvan de banaanvormige sclerotia (harde organen die als voedselreserve fungeren) mits wat speurwerk terug te vinden zijn in de bloeiwijze van het gras. Volgens sommige auteurs komen verschillende soorten moederkoren bij ons voor: naast het Echt moederkoren (Claviceps purpurea) wordt bijv. het Pijpenstrootjesmoederkoren (C. microcephala) onderscheiden.
Moederkoren is een zwam met een complexe leefwijze: de zwarte ‘banaantjes’ die op het gras gevormd worden, vallen af en daaruit groeien in het voorjaar paarsachtige, minuscule paddenstoeltjes die sporen produceren. Maar deze parasiet kan zich ook op een ongeslachtelijke wijze voortplanten. De schimmel zorgt dan voor een zacht, wit weefsel op de bloeiwijze, dat een suikerrijke honingdauwachtige substantie voortbrengt. Die honingdauw zit vol conidiën (dat zijn ‘ongeslachtelijke sporen’) die niet door de wind, maar door foeragerende insecten verspreid worden. Dat ongeslachtelijke stadium van moederkoren heeft zelfs een aparte naam gekregen: Sphacelia segetum.
Het ziet ernaar uit dat nachtvlinders in de verspreiding van die conidiën een cruciale rol spelen. Het verschijnsel dat met name uiltjes op grashalmen foerageren, is al vaker gemeld. Zo worden al eind juli soms honderden Stompvleugelgrasuilen foeragerend op grashalmen waargenomen. Ook gouduilen, die nu aan hun vliegperiode beginnen, durven dit wel doen. Zelf zagen we ooit tientallen Wilgengouduilen foeragerend op rietpluimen. Het is duidelijk dat spanners of nachtvlinders uit andere families amper op deze voedselbron afkomen. Zelfs bij de uiltjes stellen we vast dat sommige soorten of genera zeer goed vertegenwoordigd zijn, bijv. de grasuilen van het genus Mythimna. Een Britse fotograaf betrapte wel een smullende Oranje agaatspanner, eveneens op Pijpenstrootje.
Op niet té frisse avonden kan het dus de moeite lonen om, in deze tijd van het jaar, met de zaklamp een moerasgebied, heideterrein of ongemaaid grasland in te trekken, op zoek naar foeragerende vlinders. Zo kan je met wat geluk veel meer vlinders te zien krijgen dan met de klassieke lokmethodes dan licht of smeer. Van de in Vlaanderen vrij zeldzame Witte-l-uil werden in 2011 nooit meer dan 2 exemplaren gemeld. Ook vrijdag 14 september zagen we er maar één op licht, en nog één op smeer, naast de dertig exemplaren op Pijpenstrootje.
Tekst: Wim Veraghtert, Natuurpunt Educatie