Amerikaanse gifrups in Kortenaken
Bericht uitgegeven door Natuurpunt Studie [land] op [publicatiedatum]
Giftige dieren in en rond het huis: in Vlaanderen krijgen we er zelden mee te maken. Onlangs kreeg een familie uit Kortenaken een giftige rups uit Noord-Amerika over de vloer. Het gaat om Acharia stimulea: een Noord-Amerikaanse vlinderrups die je beter niet aanraakt. De rups glipte ons land binnen via een exotische palmboom.
De veelkleurige vlinderrups zat op de bladeren van een pas aangeschafte exotische kamerplant die in de woonkamer van de familie Everaerts stond. De opvallende vorm en tekening van de rups trok meteen de aandacht van de vrouw des huizes. De tot 2 cm grote rups van Acharia stimulea is dan ook opvallend herkenbaar. Zowel aan de kop als aan het staartuiteinde heeft ze opvallende uitsteeksels, die bezet zijn met netelharen. Nog opvallender is de kleur: een bruine rups die een wit-groen jasje lijkt aan te hebben. De Engelse naam ‘Saddleback caterpillar’ (‘zadelrups’) is sprekend. Het beestje lijkt overigens geen poten te hebben: een kenmerk van de nachtvlinderfamilie van de slakrupsen, waarvan in Vlaanderen twee (onschuldige) vertegenwoordigers voorkomen.
‘Google is your friend’: na een zoektocht op het internet had de familie Everaerts zelf al ontdekt dat deze rups niet zo’n schatje was. De stekelachtige haren van dit beestje zijn verbonden met een gifklier. Die haren kunnen bij het geringste contact afbreken. Dat kan resulteren in rode plekken, blaren en een intens branderig gevoel rond de wonde, maar wie in contact komt met de rups kan ook last krijgen van misselijkheid die tot een dag kan aanhouden en ademhalingsmoeilijkheden. De netelharen kunnen bovendien ook ongemerkt ingeademd worden. In sommige gevallen kan contact met de rups zelfs een anafylactische of allergische shock teweegbrengen. Verdwaalde stekels kunnen ook verstrikt geraken in stoffen zoals tapijt of kleding en zo voor problemen zorgen. Vergeleken bij deze rups is onze processierups maar een doetje.
Van oorsprong komt de rups voor in loofbossen in het oosten van Noord-Amerika, van Houston en Miami tot aan Chicago en Boston. De rups houdt zich vaak op op Hibiscusplanten en palmachtigen, maar is weinig kieskeurig. Andere voedselplanten voor deze rups zijn iepen-, eiken-, bosbes-, appel-, vijgen- en eucalyptussoorten. Gezien het gezondheidsrisico zorgt ze geregeld ook in Noord-Amerika voor opschudding. Er wordt aangeraden om elk huidcontact met de rups te vermijden. Insectenverdelgers als DEET bieden ook geen bescherming tegen het dier. Lange mouwen en handschoenen dragen is het enige wat helpt. In België kregen zowel Natuurpunt als het antigifcentrum nog nooit melding van de gifrups, maar in Nederland is ze wel al enkele keren opgedoken.
Dit beestje heb je dus liever niet in je huiskamer. Tot nog toe bleef het bij één geval, maar wie een kamerplant koopt, let maar beter op. Ook al zie je niet meteen een rups, mogelijk zitten er tot 1mm kleine eitjes op bladeren (in clusters van 30 tot 50), of ligt de pop van de vlinder verscholen in strooisel of potgrond aan de voet van de plant. Of misschien zie je opeens deze rare bruine mot in de woonkamer rondvliegen. Wie deze rups of vlinder aantreft, wordt aangeraden na het nemen van voorzorgsmaatregelen (aangepaste kleding) de rups weg te nemen (bijvoorbeeld door het blad af te knippen waarop ze zit) en te elimineren. Zo’n beestje buiten vrijlaten raden we af: gezien het min of meer gelijkaardige klimaat langs de noordoostkust van de Verenigde Staten en het polyfage karakter van de soort is de kans dat de soort zich in een tuin kan voortplanten, niet onbestaande.
Tekst: Hendrik Moeremans & Wim Veraghtert, Natuurpunt Studie
Foto's: Priscilla Everaerts