Welk koolwitje is dat?
De VlinderstichtingBericht uitgegeven door De Vlinderstichting [land] op [publicatiedatum]
De meest algemene vlinders op het moment zijn koolwitjes, witte vlinders met wat zwart. De soort lijkt daarmee gemakkelijk te herkennen, maar er vliegen momenteel wel drie verschillende soorten. Als je weet waar je op moet letten zijn ze goed op naam te brengen.
De afgelopen weken worden klein geaderd witje, klein koolwitje en groot koolwitje overal gemeld. Van de bovenkant (als de vlinders open zitten) zijn de verschillen tussen deze witjes met name te zien door de hoeveelheid zwart op de vleugelpunt en de manier waarop dat verdeeld is.
Bij het klein koolwitje is het kleine zwarte vleugelpuntje recht afgesneden, alsof er een liniaal langs is gelegd. Bij het klein geaderd witje is de punt wat rommelig en ‘druppelt’ wat na. Het groot koolwitje heeft een uitgebreide en grote zwarte vleugelpunt die ook vliegend vaak al erg opvallend is. Aan de onderzijde is het klein geaderd witje heel goed te herkennen aan de donkere schubben die vooral langs de aders zitten. Dat is vooral bij de voorjaarsgeneratie in april en mei heel goed te zien. In de zomergeneraties is het minder opvallend, omdat er dan minder donkere schubben zijn. Bij het klein en groot koolwitje zitten die donkere schubben meer egaal verdeeld over de vleugel. Voor een determinatiesleutel voor de witjes klik hier.
De witjes komen soms alle drie door elkaar voor, maar je kunt wel onderscheid maken tussen favoriete leefgebieden. Het klein geaderd witje is vooral in de wat natuurlijke delen aanwezig. Vochtige graslanden, bossen, bosranden en parken zijn het meest geliefd. Het klein koolwitje is buitengewoon wijd verbreid en komt overal voor, in bossen, op heidevelden, in uitgestrekte akkerlandgebieden en ook midden in de stad. Het klein koolwitje is het meest voorkomende koolwitje. Overal kun je deze vlinder tegenkomen. Het groot koolwitje is een echte moestuinbewoner, die je vooral in de buurt van de bebouwing tegenkomt.
De eitjes van koolwitjes worden afgezet op allerlei kruisbloemigen, waaronder ook de door ons zorgvuldig in de moestuin opgekweekte kool. Het groot koolwitje brengt daar de meeste schade toe omdat deze wel 30 of 40 eitjes bij elkaar afzet en de snel groeiende rupsen kunnen zo de kool aardig met de grond gelijk maken. Ook het klein koolwitje legt wel op de gekweekte kool, maar toch zie je niet zo’n duidelijke schade als bij de rupsen van het groot koolwitje. De rups van het klein koolwitje is veel geniepiger: een enkel rupsje kruipt tot in de kern van de kool en hoewel je dus van buiten niet zoveel ziet, van binnen wordt hij flink aangetast. De rupsen van het klein geaderd witje zitten het liefst op wilde kruisbloemigen als pinksterbloem of look-zonder-look.
Tekst en foto's: Kars Veling, De Vlinderstichting