Haringen

Haringlarven hebben last van de warmte

De Natuurkalender
10-JUN-2012 - De hoeveelheid haring in de Noordzee is weer terug op het niveau van de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw doordat er de laatste jaren weinig op haring gevist mocht worden. De afgelopen jaren nam ook de hoeveelheid haringlarven sterk toe maar tegelijkertijd is de sterfte van de jonge haringlarven zeer groot. De gestegen temperaturen lijken de energiebehoefte van larven te vergroten en het voedselaanbod te verminderen.

Bericht uitgegeven door De Natuurkalender en IMARES Wageningen UR [land] op [publicatiedatum]

De hoeveelheid haring in de Noordzee is weer terug op het niveau van de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw doordat er de laatste jaren weinig op haring gevist mocht worden. De afgelopen jaren nam ook de hoeveelheid haringlarven sterk toe maar tegelijkertijd is de sterfte van de jonge haringlarven zeer groot. De gestegen temperaturen lijken de energiebehoefte van larven te vergroten en het voedselaanbod te verminderen.

Met het aantal haringen in de Noordzee lijkt het de goede kant op te gaan. Dit jaar mag er volgens de International Council for the Exploration of the Sea 405 miljoen kilo haring uit de Noordzee gevist worden. Dit is twee keer zo veel als de 200 miljoen kilo die vorig jaar gevangen mocht worden. De totale vangst mag in 2013 met nog eens vijftien procent oplopen. Dat is trouwens nog niets vergeleken bij de recordvangst in 1965 van zo’n 1,3 miljard kilo haring. Maar ja, een serie van zeer hoge vangsten zorgden voor de ineenstorting van de populatie. Vorig jaar werd berekend dat er zo’n 1,7 miljard kilo paairijpe vis in de Noordzee rond zou zwemmen. Na een grondige revisie van de berekeningsmethode zou er in 2011 echter 2,3 miljard kilo aanwezig zijn geweest. Voor dit jaar wordt een zelfde hoeveelheid geschat. Het aantal is daarmee weer terug op het niveau dat we ook in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw hadden. De toename komt vooral doordat er de laatste jaren volgens het beheerplan van Noorwegen en de EU weinig op haring gevist mocht worden. Er mag nu weer meer gevangen worden omdat de omvang van het paaibestand hoger geschat wordt dan vorig jaar en de visserijdruk laag is.

Haringen (foto: Oscar Bos, IMARES Wageningen UR)Ondanks dit positieve plaatje is er toch een zorgwekkende ontwikkeling gaande. De afgelopen jaren nam de hoeveelheid haringlarven spectaculair toe in de Noordzee. Sinds de metingen in 1972 begonnen, werden niet eerder zoveel larven aangetroffen. Dit grote aantal leidt echter niet tot een extra sterke groei van de haringpopulatie. Gemiddeld over de laatste 65 jaar produceerde elke kuitschietende haring zeven nieuwe haringen per jaar. Sinds 2002 ligt dit aantal echter onder de drie. Uit onderzoek van IMARES Wageningen UR blijkt dat de sterfte vooral optreedt in de eerste weken nadat de larven uit het ei zijn gekomen. Het onderzoek laat een relatie zien tussen de stijging van de temperatuur en het sterftecijfer.

De jonge larven hebben normaal al een grote energiebehoefte en met een stijging van de temperatuur neemt de energiebehoefte verder toe. Tegelijkertijd zijn er aanwijzingen dat planktonsamenstelling in de jaren 2000 tot en met 2002 sterk veranderd is. Warmteminnende en grote soorten namen in aantal toe terwijl de koudeminnende en kleinere soorten afnamen. Doordat de jonge larven voorkeur voor de kleinere soorten hebben is de voedselbeschikbaarheid sterk afgenomen. Daarbij komt dat de onderlinge concurrentie tussen de larven sterk is toegenomen in vergelijking met vroeger. Haringen zijn tot nu toe niet in staat gebleken om alle paaigebieden die in het verleden door overbevissing verlaten zijn te herkoloniseren. Hierdoor is in de gebieden waar de larven voorkomen de dichtheid aan larven groot en daarmee de concurrentie voor het beschikbare plankton groter. Gelukkig wordt er in de internationale beheerplannen nadrukkelijk rekening gehouden met deze ontwikkelingen.

Tekst: Arnold van Vliet, De Natuurkalender, Wageningen University en Niels Hintzen, IMARES, Wageningen UR
Foto: Oscar Bos, IMARES Wageningen UR