Slecht weer bij bruidsvluchten: zware bevallingen in bijenvolken
Bericht uitgegeven door Bijen@wur, Wageningen UR [land] op [publicatiedatum]
Het mag dan wat natter en een paar graden kouder zijn dan in een ‘normale’ junimaand, maar dit weerhoudt honingbijen er niet van om te zwermen. En ook de bruidsvluchten die de jonge koninginnen maken gaan gewoon door. Toch kan het weer een spelbreker zijn in het voortplantingsproces van honingbijen.
Vanaf de maand mei begint er zich wat te roeren in bijenvolken. De tijd is aangebroken waarop bijenvolken zich gaan voortplanten. Een bijenvolk bereikt dan de maximale grootte en de werksters gaan speciale broedcellen maken, die geschikt zijn voor het produceren van jonge koninginnen. In wezen is het eitje wat in deze cel gelegd wordt niet anders dan die van een werkster, maar door het extra te voeren met eiwitrijk voedsel komt er na 16 dagen een jonge koningin tevoorschijn. Vaak een paar dagen voordat dit plaatsvindt, vertrekt de oude koningin met ongeveer een derde van de werksterbijen, op zoek naar een nieuwe woning. Dit wordt ook wel zwermen genoemd.
Ondertussen staat de jonge koningin in het achtergebleven volk heel wat te wachten. In de 5 tot 6 dagen na haar geboorte zal ze in het nest verblijven tot ze klaar is om te paren. Het paren van honingbijen gebeurt niet in de kast, maar in de lucht, vaak kilometers van het bijenvolk vandaan. Daarom wordt dit ook wel een bruidsvlucht genoemd. In een periode van 2 tot 4 dagen gaat de koningin op 1 tot 5 bruidsvluchten, mits het goed weer is. De gewenste omstandigheden: boven de 20°C, weinig bewolking en maximaal windkracht 3. Kortom, ideaal weer voor een huwelijksreis. Tijdens de bruidsvluchten zal ze met meerdere darren (mannelijke bijen) paren. Hierna keert ze terug naar het bijenvolk en niet al te lang daarna zal ze eitjes gaan leggen.
Maar wat nu als het slecht weer is? Een jonge koningin kan haar bruidsvluchten wel eventjes uitstellen, maar niet voor eeuwig. Het weer in mei en juni was niet al te gunstig voor bruidsvluchten. Het gevolg is dat veel jonge koninginnen niet of nauwelijks gepaard hebben. Daardoor kunnen ze geen bevruchte eitjes leggen, die nodig zijn voor het produceren van werksters en koninginnen. De eitjes die ze legt zijn onbevrucht en leveren alleen maar darren op. Bijenhouders zien dit terug in de vorm van bultbroed. Dit ontstaat doordat onbevruchte eitjes in werksterbroedcellen gelegd worden. Darren zijn veel groter dan werksters en worden normaal gesproken in speciale darrencellen opgekweekt. Onbevruchte eitjes in werksterbroedcellen levert dan ook een zware bevalling op.
Vaak kan een bijenhouder nog ingrijpen en een onbevruchte koningin vervangen door een andere jonge koningin. Maar als het weer slecht blijft kan ook haar bruidsvlucht in het water vallen.
Tekst en foto's: Bram Cornelissen, Bijen@wur.nl, Plant Research International, Wageningen UR