Hoge dioxineconcentraties in eieren van Nederlandse zangvogels
Stichting BargerveenBericht uitgegeven door Stichting Bargerveen [land] op [publicatiedatum]
In eieren van zangvogels zijn embryonale afwijkingen vastgesteld. Een ernstige dioxine blootstelling lijkt hiervoor verantwoordelijk te zijn. Dit blijkt uit recent onderzoek van de Stichting Bargerveen aan de tapuit en graspieper. In de onderzochte eieren van deze vogels werden hoge concentraties dioxines aangetroffen. Het onderzoek heeft zich toegespitst op twee Nederlandse natuurgebieden, het Noord-Hollands Duinreservaat en het Aekingerzand, een stuifzandgebied in Drenthe. De dioxines in de eieren zijn vermoedelijk afkomstig van insecten die deze gifstoffen opnemen uit de bodem. De eerste resultaten worden deze week gepubliceerd in het Vakblad voor Natuur, Bos en Landschap.
Ecologisch onderzoek
Uit ecologisch onderzoek naar de achteruitgang van de diversiteit van fauna in de Nederlandse duinen blijkt dat dioxines in zeer hoge concentraties voorkomen in eieren van insectenetende zangvogels. Naast hoge dioxinegehalten zijn er ook embryonale afwijkingen vastgesteld die wijzen op dioxinevergiftiging. Zo is onder andere veergroei op het vruchtvlies vastgesteld. Omdat dioxines wijd verbreid zijn in Nederlandse bodems, verwachten de onderzoekers dat zangvogels op veel grotere schaal blootstaan aan de gevolgen van dioxinevergiftiging dan tot nu toe werd aangenomen.
Dioxine ophoping
Dioxines komen vooral vrij bij verbrandingsprocessen uit bijvoorbeeld industrie en verkeer. Eenmaal neergeslagen in de bodem binden dioxines sterk aan bodemdeeltjes en hopen daardoor op in de bovenste bodemlagen. Doordat dioxines nauwelijks afbreken, kan een vervuiling die in het verleden is veroorzaakt nu nog steeds grote gevolgen hebben. De zorg bestaat dat zelfs bij een lage uitstoot van dioxines de concentraties in de bodem hoger worden. Vermoed wordt dat bodembewonende insecten deze dioxines opnemen en vervolgens in hun vetweefsel ophopen. Zangvogels die van deze insecten eten worden op deze manier via het voedsel besmet.
Vervolgonderzoek
Tot nu toe heeft het onderzoek zich toegespitst op de vogelsoorten tapuit en graspieper in het Noord-Hollands Duinreservaat en op het Aekingerzand. De tapuit zoekt zijn voedsel alleen in zandige, korte grasvegetaties en is in Nederland de laatste decennia zeer sterk achteruit gegaan. De soort is waarschijnlijk extra kwetsbaar voor dioxinevervuiling, omdat het grootste deel van haar voedsel bestaat uit bodembewonende insecten die in de bovenste bodemlaag leven. Naast het ongeschikt raken van duinen en stuifzanden door verruiging van de vegetatie, kan dioxinevergiftiging een belangrijke, tot nu toe niet onderkende oorzaak zijn voor de achteruitgang van deze soort. Vervolgonderzoek moet uitwijzen hoe de stapeling van dioxines in natuurgebieden verloopt, welke diersoorten een hoge blootstelling ondervinden en welke oplossingsrichtingen er zijn.
Tekst: Arnold van den Burg, Herman van Oosten en J. Vogels, Stichting Bargerveen
Foto's: Arnold van den Burg