Veel dioxines in eieren grondfoeragerende zangvogels
Stichting BargerveenBericht uitgegeven door Stichting Bargerveen [land] op [publicatiedatum]
Nadat eerder hoge concentraties dioxines aangetroffen zijn in eieren van tapuiten, blijken ook eieren van graspiepers en roodborsttapuiten vervuild. Onderzoek wijst uit dat deze vogelsoorten de dioxines zeer waarschijnlijk in Nederlandse natuurgebieden binnen krijgen bij het eten van bodembewonende insecten.
Broedgebieden
Recent zijn hoge concentraties dioxines aangetroffen in eieren van tapuiten. Uit nieuw onderzoek blijkt dat ook in eieren van graspiepers en roodborsttapuiten vergelijkbaar hoge concentraties van dioxines aanwezig zijn. De in Nederland broedende vogels krijgen de dioxines vrijwel zeker binnen in de broedgebieden. Tot dertig procent van de tapuiteneieren komt niet uit en bij alle drie de vogelsoorten treden embryonale afwijkingen op. Dit zijn effecten die door dioxines veroorzaakt kunnen worden.
Organisch materiaal
Dioxines binden aan organisch materiaal. Ondergronds levende insecten die door tapuiten en andere zangvogels worden gegeten, hopen deze dioxines op in hun lichaam. Hoe langer de insecten in de bodem verblijven hoe hoger het dioxinegehalte is. In zeven natuurterreinen verspreid over Nederland (Zuid-Holland, Noord-Holland, Friesland, Drenthe, Noord-Brabant en Limburg) werden dioxines aangetroffen in larven van rozenkevers, een belangrijke prooi voor tapuiten. Dioxines lossen slecht op in water en planten kunnen geen dioxines opnemen. Bovengrondse planteneters, zoals sprinkhanen en rupsen uit dezelfde natuurterreinen, bevatten dan ook nauwelijks dioxines.
Grondfoeragerende zangvogels
De ophoping via bodembewonende insecten leidt uiteindelijk tot hoge concentraties van dioxines in eieren van tapuiten. Het feit dat ook in eieren van graspiepers en roodborsttapuiten hoge concentraties dioxines worden aangetroffen, doet vermoeden dat de hele groep van grondfoeragerende zangvogels bloot staat aan dioxines via hun dieet. Waarschijnlijk zijn verschillen in de hoeveelheden bovengrondse (‘dioxinevrije’) en ondergrondse (‘dioxinerijke’) prooien in het dieet van zangvogels sturend in de mate van blootstelling aan dioxines.
Vervolgvragen
Voor andere vogelsoorten die prooien uit organische bodems eten, is nog onbekend of hoge dioxinegehaltes in eieren voorkomen, alsook of de dioxines bij de onderzochte soorten verantwoordelijk zijn voor de aangetroffen effecten op eieren en embryo’s. Daarnaast is het de vraag of door aangepaste beheermaatregelen kan worden gestuurd op een groter aanbod van dioxinevrije prooien. Het aandeel van deze prooien in het zangvogelmenu kan dan stijgen, waardoor er minder dioxines worden gegeten.
Dit onderzoek is uitgevoerd door Stichting Bargerveen in opdracht van de landelijke en provinciale overheden en een aantal terreinbeherende organisaties. Het volledige rapport kan in pdf worden gedownload op de website van Stichting Bargerveen.
Tekst: Marijn Nijssen & Herman van Oosten, Stichting Bargerveen
Foto's: Remco Versluijs,Stichting Bargerveen; IVN Vecht & Plassengebied