Winterschade in Oosterschelde herstelt zich langzaam
Stichting ANEMOONBericht uitgegeven door Stichting ANEMOON [land] op [publicatiedatum]
Terwijl ik dit schrijf is het buiten circa 27 graden: hartje zomer dus. Dit is bij uitstek het moment om de balans op te maken van de schade die de koude wintermaanden hebben aangericht. Koude tot strenge winters hebben een grote invloed op onze biodiversiteit. Dit is zeker ook het geval in de Oosterschelde. Meerdere soorten zeedieren hebben zwaar te lijden gehad van de koude winters van de afgelopen twee jaren en de extreem koude februarimaand van dit jaar. Zo verdwenen door de kou het Ruigkrabbetje, de Millennium wratslak, Gehoornde en Steenslijmvis en de Zwartooglipvis uit de Oosterschelde. Maar de eerste exemplaren zijn weer teruggekeerd en hopen nu op de komst van warmere winters.
Als we kijken naar de zeewatertemperatuur in de Zeeuwse Delta dan zien we dat het er ’s winters veel kouder en ‘s zomers veel warmer kan worden dan bijvoorbeeld op de Noordzee of op de aan de Noordzee grenzende buitenlandse kustgebieden. Hier kan het verschil tussen zomer en winter oplopen tot ruim twintig graden Celsius. Dat is elders op de Europese kust veel minder. Daar is de watertemperatuur dus veel stabieler. Zelfs op de kust van centraal Noorwegen wordt het zeewater ’s winters niet zo koud als hier. En op de Franse en Portugese kust wordt het er zomers niet zo warm als in onze Oosterschelde. De oer-Hollandse autochtone soorten zoals de Gewone slibanemoon, Gewone zeester en Gewone strandkrab hebben weinig last van onze extreem hoge en lage watertemperaturen. Zij komen ieder jaar op onze kust voor.
Het zijn vooral de soorten die door het geleidelijk opwarmen van het zeewater hier pas in de laatste decennia terecht zijn gekomen en zich in de Delta hebben gevestigd die, als het even weer te koud voor ze wordt, door strenge winters weer verdreven worden. In de periode 1997 tot 2009 hebben we nauwelijks strenge winters gehad. In deze periode hebben de Millennium wratslak, het Ruigkrabbetje, de Gehoornde en de Steenslijmvis, de Zwartooglipvis en diverse andere soorten zeedieren zich hier als algemeen voorkomende soorten gevestigd. De recente koudere winters hebben een aantal van deze soorten uit de Oosterschelde verdreven en de afgelopen jaren waren ze niet tot nauwelijks meer waargenomen. In deze zomermaanden zien we nu dat deze soorten zich hier langzaam weer opnieuw laten zien.
Na enkele jaren van afwezigheid zijn er dit weekend weer Gehoornde slijmvissen gespot in de westelijke Oosterschelde. Een klein aantal Millennium wratslakken zijn in de centrale en westelijke Oosterschelde gezien en hebben zich ook al kunnen voortplanten. En zowel mannetjes als vrouwtjes van de Zwartooglipvis zijn heel recent zelfs al in de oostelijke Oosterschelde gezien. Die mannetjes zijn tenminste vijf jaar oud dus zijn het waarschijnlijk dieren die pas dit jaar vanaf de Noordzee de Oosterschelde zijn binnengetrokken. Het zijn allemaal soorten die op de Noordzee of elders in onze directe omgeving en op met name de zuidelijker gelegen West-Europese kust voorkomen. Van daar uit hebben zij opnieuw hun weg naar de Zeeuwse Delta terug gevonden. Het zijn gewoon koukleumen. Nederland ligt aan de noordelijke verspreidingsgrens voor deze soorten.
Zij wachten nu met spanning af of er de komende winter wel of geen Elfstedentocht komt. Is dat het geval dan zullen zij zich hier opnieuw weer niet kunnen handhaven. Gaat het kwakkelen dan zien we komende zomer wellicht nog veel meer exemplaren van deze prachtige zeedieren. We houden jullie op de hoogte.
Tekst en foto’s: Peter H. van Bragt, Stichting ANEMOON
Deze trend is gebaseerd op waarnemingen van sportduikers die hun waarnemingen van deze soorten aan Stichting ANEMOON hebben doorgegeven. Wij zijn al deze vrijwilligers zeer dankbaar voor hun medewerking.