Zomertortel wordt nu verwacht, maar hoe lang nog?
Sovon Vogelonderzoek NederlandBericht uitgegeven door SOVON Vogelonderzoek Nederland op [publicatiedatum]
Rond half april keert de zomertortel (vroeger tortelduif genaamd) naar de lage landen terug om hier te broeden. Maar voor hoe lang nog? De zomertortel heeft het zwaar, heel zwaar zo blijkt uit de gegevens van het recent gepubliceerde broedvogelrapport van SOVON.
Weinig van de in het Broedvogel Monitoring Project (BMP) van SOVON gevolgde soorten laten zo’n negatieve aantalsontwikkeling zien als de zomertortel. Als het zo doorgaat zou de zomertortel over pakweg 15 jaar als broedvogel uit ons land verdwenen kunnen zijn. Natuurlijk is dat speculatief en laat de natuur zich niet heel erg goed voorspellen, maar het is tekenend dat we op basis van de trend zoiets durven beweren voor een soort waarvan de broedpopulatie midden jaren tachtig nog op 35.000 tot 50.000 paren werd geschat.
Op Europese schaal is sprake van een krachtige afname in Noordwest-Europa (vooral Engeland en Nederland) en een lichtere afname in het zuidwesten, terwijl de populatie in Midden- en Oost-Europa redelijk stabiel zou zijn. Er bestaat een verband tussen de afname van de Noordwest-Europese populatie en de regenval in de Sahel, maar de relatie is niet sterk genoeg om deze rigoureuze afname te verklaren. Overigens heeft de soort in zijn tropische overwinteringsgebieden ook te lijden onder ontbossing en massaal afschot.
Landbouwkundige veranderingen spelen een belangrijke rol in de afname van de zomertortel. Brits onderzoek toont aan dat het broedseizoen van de vogel met twaalf dagen is verkort. Dit komt vooral door een eerder vertrek, vrijwel zeker als gevolg van voedselgebrek. Hierdoor slagen de vogels er niet meer in om twee broedsels groot te brengen. Voorts bleek het voedingspatroon opmerkelijk veranderd. In de jaren zestig fourageerden de zomertortels van april tot juni veel op klavervelden en hooilandpercelen en van juli tot september vooral op granen en erwten. In de periode van 1998 tot 2000 zochten de vogels in april en mei vaak voedsel op erven, in tuinen en langs wegen en paden, en in juli en augustus op diverse landbouwgewassen en in erven en tuinen. Het voedsel in de jaren zestig bestond voor 95% uit onkruidzaden (met name duivenkervel), terwijl dit aandeel in de periode 1998 tot 2000 gezakt bleek naar 32%. Zaden van tarwe (37,1%) en koolzaad (31,4%) werden toen het meest gegeten. Duivenkervel was met 12% het belangrijkste onkruid, gevolgd door akkerviooltje (6,9%) en vogelmuur (4,6%). De populatieafname bleek dus gepaard te gaan aan een afnemend belang van onkruidzaden als voedselbron. Dat zegt natuurlijk veel over de ecologische kwaliteit van het boerenland. Het is aannemelijk dat hetzelfde patroon opgaat voor Nederland. Meer kennis over voedselkeuze en habitatgebruik van Nederlandse zomertortel is echter wenselijk, want het zou eeuwig zonde zijn als we deze schitterende duivensoort gaan verliezen als broedvogel.
Bovengenoemde gegevens zijn ontleend aan het rapport 'Broedvogels in Nederland in 2009' dat recentelijk is verschenen. Op de soortenpagina van SOVON is de negatieve trend van de zomertortel duidelijk zichtbaar.
Tekst: Harvey van Diek, SOVON Vogelonderzoek Nederland
Foto: IVN Vecht & Plassengebied