Jonge houting najaarsgast in Zuid-Hollandse benedenrivieren
Stichting RAVONBericht uitgegeven door Stichting RAVON op [publicatiedatum]
De afgelopen maand was het eindelijk zover: er werd een begin gemaakt met de visatlas Zuid-Holland. Voor deze digitale atlas worden de komende jaren verspreidingsgegevens van vissen in Zuid-Holland verzameld. De meest spectaculaire waarnemingen tot nu toe zijn die van verschillende exemplaren jonge houting in de Zuid-Hollandse benedenrivieren. De uitzetting van deze uitgestorven trekvis in Duitsland lijkt te leiden tot natuurlijke voortplanting en een nieuwe generatie 'Rijnhouting'.
In oktober werd een start gemaakt met activiteiten in het kader van de visatlas Zuid-Holland. Onder andere in de Lek, de Waal en de Hollandse IJssel werd op verschillende plekken met de zegen gevist. Overal werden hoge aantallen jonge winde, blankvoorn, brasem en Pontische stroomgrondels aangetroffen. Andere nieuwkomers zoals zwartbekgrondel, Kesslers grondel en roofblei en riviervissen zoals sneep en serpeling waren ook regelmatig te vinden. Bijzonder waren verschillende vangsten van jonge houting, zowel in de Oude IJssel als in de Nieuwe Waterweg. Dit familielid van de coregoniden (Coregonidae), die verwant is aan de zalmachtigen, is herkenbaar aan zijn vetvin en uitstekende neus.
In de negentiende eeuw kwam er nog volop houting voor in de Nederlandse rivieren. Echter, de vangsten van de riviertrekvissen liepen in het begin van de twintigste eeuw sterk terug. Dit begon met steur, gevolgd door houting, elft en zalm. Aangenomen wordt dat de inheemse houting Coregonus oxyrinchus, ook wel ‘Rijnhouting’ genoemd, rond 1940 is uitgestorven. In 2001 is een omvangrijk introductieprogramma van houting gestart in het stroomgebied van de Duitse Rijn, onder andere in de rivier de Lippe. Hierbij zijn jaarlijks honderdduizenden opgekweekte houtingen uitgezet. Recent zijn er aanwijzingen dat de exemplaren die in Nederland worden gevangen grotendeels afkomstig zijn van natuurlijke voortplanting door houting afkomstig uit de uitzettingen in de Lippe.
Na de voortplanting in rivieren, komen de eieren van houting uit in de late winter. Jonge houting maakt vervolgens tot de late herfst van het eerste jaar gebruik van rivier(begeleidende) wateren als rivierarmen, plassen en ondergelopen weilanden. Deze wateren vormen belangrijke tussenstations waar de larven kunnen foerageren alvorens naar de estuaria en kustgebieden te migreren. De exemplaren jonge houting in Zuid-Holland hebben aan het eind van hun eerste levensfase in het zoete water het benedenrivierengebied bereikt. Spoedig zullen ze verder trekken naar de estuaria en het kustgebied van de Noordzee.
Tekst: Karin Didderen, RAVON
Foto: Jan Kranenbarg