De wintervlinder is er weer
De VlinderstichtingBericht uitgegeven door De Vlinderstichting op [publicatiedatum]
Na de eerste nachtvorst verschijnen de wintervlinders weer. De komende tijd kun je ze aantreffen op het verlichte keukenraam, op een boom achterin de tuin of dwarrelend in de koplampen van een auto.
De kleine en de grote wintervlinder, want om deze twee soorten gaat het vooral, zijn al regelmatig gemeld de afgelopen dagen. Deze vliegen, als een van de weinige vlinders, in de winter. De grote wintervlinder zit vooral op de zandgronden; de kleine kun je ook in het westen van het land veel zien. De kleine wintervlinder vliegt hoofdzakelijk in de avondschemering bij vochtig en nevelig weer en bij een temperatuur net boven het vriespunt. Het begin en het eind van de vliegtijd hangen af van de weersomstandigheden: tijdens zachte winters vliegen de vlinders soms tot half januari. Bij strenge vorst wordt gerust. De volwassen vlinders eten niet. Hoewel de aantallen niet elk jaar gelijk zijn, kan de kleine wintervlinder soms massaal optreden. Je ziet ze veel in (stads)tuinen: de vlinder heeft aan de aanwezigheid van maar een paar bomen genoeg om te kunnen voorkomen.
U kunt de kleine wintervlinder dus overal vinden in de buurt van bomen, maar er zijn ook meldingen van tientallen exemplaren die op een flatmuur zaten. In sommige jaren gaat het om enorme aantallen. Dan worden er bomen met honderden vlinders gemeld. De mannetjes zitten met hun vleugels omhoog, als een soort vlaggetjes tegen de stam. Het vrouwtje is vleugelloos; ze heeft alleen kleine vleugelstompjes en kan dus niet vliegen. Zowel de mannetjes als de vrouwtjes kunnen in het donker rustend of omhoog kruipend op boomstammen worden waargenomen. Tijdens de paring worden de vrouwtjes soms door de mannetjes meegedragen in de vlucht. De eitjes worden afgezet op de bast, tussen de bloemknoppen, maar soms ook niet op een boom, maar bijvoorbeeld op de muur van een huis waar het vrouwtje ‘toevallig’ zit. De soort overwintert als ei op een twijg of in een bastspleet dicht bij een bladknop.
Tekst en foto’s: Kars Veling, De Vlinderstichting