Bramentijd
FLORONBericht uitgegeven door FLORON op [publicatiedatum]
Terwijl het strandplezier er voor de meesten weer op zit, blijven toch mensen met emmertjes zich richting kust begeven. Het bramenjachtseizoen is inmiddels alweer in volle gang.
In de duinen vinden we vooral de Dauwbraam (Rubus caesius) met de grijsblauwe, berijpte vruchten en drietallige bladen. Ook in het rivierengebied treffen we met name deze soort. Op de zandgronden van Oost-Nederland komen we vooral de Gewone braam (Rubus fruticosus) tegen, met zwarte of zwartrode vruchten en merendeels vijftallige bladen. Strikt is de scheiding in voorkomen overigens niet. We kunnen beide soorten ook in elkaars omgeving aantreffen.
De smaak van de vruchten is in deze tijd van het jaar een aangenaam determinatiekenmerk. De flora doet er zelfs uitspraken over: ‘iets zurig en flauw’ voor de Dauwbraam tegenover ‘flauw tot goed’ voor de Gewone braam. Je vraagt je af wat die mensen aan de kust te zoeken hebben... Maar de meer objectieve beschrijvingen in de flora zijn doorgaans beter. Die vallen uit in het voordeel van de Dauwbraam, die een ‘berijpte kruipende stengel’ heeft met ‘naaldachtige zachte stekels’. De Gewone braam daarentegen heeft een ‘niet of weinig berijpte vaak rechtopstaande stengel’ meestal bezet met ‘stevige brede stekels’. Een potje dauwbramenjam levert dus niet alleen een zuurdere smaak, maar ook minder kleerscheuren op.
Overigens zijn we er met deze tweedeling nog lang niet, want het bramengeslacht (Rubus) kent vele (micro)soorten en kruisingen. Om de soorten goed op naam te kunnen brengen heb je naast vruchten en veel ervaring, ook bloemen en andere plantkenmerken nodig. Dat is voer voor specialisten. De bramen zelf blijven ‘voer voor iedereen’!
Tekst en foto’s: Wout van der slikke, FLORON