huisspitsmuis kop

Van Marokko tot Schiermonnikoog: huisspitsmuizen

Zoogdiervereniging
20-FEB-2010 - De huisspitsmuis rukt de laatste jaren flink op. Nog nooit zijn zoveel exemplaren gevangen als in het afgelopen jaar. Maar mogelijk kan de huidige koude winter de opmars van deze soort remmen. Als gevolg van de koude en het bijbehorende voedselgebrek raken veel huisspitsmuizen in een dodelijke shocktoestand. De dichtheid van huisspitsmuizen zal dus dit jaar veel lager uitpakken dan in 2009.

Bericht uitgegeven door de Zoogdiervereniging op zaterdag 20 februari 2010

De huisspitsmuis rukt de laatste jaren flink op. Nog nooit zijn zoveel exemplaren gevangen als in het afgelopen jaar. Maar mogelijk kan de huidige koude winter de opmars van deze soort remmen. Als gevolg van de koude en het bijbehorende voedselgebrek raken veel huisspitsmuizen in een dodelijke shocktoestand. De dichtheid van huisspitsmuizen zal dus dit jaar veel lager uitpakken dan in 2009.

De huisspitsmuis (Crocidura russula) komt voor van Marokko tot Schiermonnikoog en van Westkappelle tot het uiterste westen van Oostenrijk. Nederland vormt dus het meest noordelijke leefgebied van deze soort.

Het gaat goed met de huisspitsmuis in ons land. De soort was tot 1990 slechts bekend van lagere dichtheden in Oost-Nederland en Zeeland. Anno 2010 is Nederland grotendeels dicht bevolkt. Overal waar de Zoogdiervereniging in 2009 voor onderzoek muizen ving, ritselde het van de huisspitsmuizen. Nog nooit zijn zoveel exemplaren gevangen als in het afgelopen jaar.

De huisspitsmuis is vooral 's nachts actief, maar men kan hem ook overdag waarnemen. Hij jaagt op ongewervelde dieren zoals insecten, larven, pissebedden, slakken en wormen. Maar hij eet ook gewervelde dieren zoals hagedissen, jonge muizen en aas. De muis moet dagelijks zijn eigen lichaamsgewicht aan voedsel binnenkrijgen, ook in de winter. Een koude sneeuwrijke winter, zoals we dit jaar meemaken, kan voor veel spitsmuizen tot een dodelijke shocktoestand leiden. Naar verwachting zal de dichtheid aan huisspitsmuizen in 2010 dan ook veel lager uitpakken dan in 2009.

In de Nederlandse literatuur wordt pas in 1822 voor het eerst melding gemaakt van de huisspitsmuis in ons land (Bennet & Olivier 1822). In 1864 meldt Van Bemmelen dat de soort waarschijnlijk overal in Nederland voorkomt en bekend is in Noord-Holland (ten zuiden van het Noordzeekanaal), Zuid-Holland, Utrecht, Gelderland, Overijssel en Groningen. Diverse zoogdierdeskundigen melden later dat de soort bijna overal in ons land aangetroffen wordt, maar nergens algemeen is en vooral in het noorden lijkt te ontbreken (Van den Brink 1931, Eykman 1937, Schreuder 1942).

Tot 1970 was de belangstelling voor deze zoogdieren vrij gering. Vóór 1950 zijn vrijwel alleen waarnemingen uit het zuiden van Nederland genoteerd. Slechts vier waarnemingen zijn ten noorden van het Noordzeekanaal gedaan en er is één waarneming uit de Noordoostpolder. Met uitzondering van Van Bemmelen zijn er ook geen waarnemingen bekend uit Groningen, terwijl daar wel braakballen zijn onderzocht. In de jaren zestig beperken de waarnemingen zich nog steeds voornamelijk tot het zuidoosten van de lijn Rotterdam-Utrecht-Apeldoorn-Denekamp. In Drenthe en het zuiden van Friesland en Groningen worden dan slechts enkele huisspitsmuizen opgemerkt.

Figuur 1. Verspreidingsbeeld huisspitsmuizen in 1990.

In de periode 1970-1990 zijn vrij veel waarnemingen gedaan door middel van braakballenonderzoek en vangsten. In deze periode blijkt de soort voornamelijk voor te komen in de oostelijke helft van ons land en Zeeland. Concentraties zijn zichtbaar in Zuid-Limburg, rond Nijmegen, het Gooi en Assen. De waarnemingen breiden zich sterk uit naar Drenthe, Friesland, Groningen en zelfs tot op Schiermonnikoog (eerste melding 1976).

Figuur 2. Verspreidingsbeeld huisspitsmuizen in 2000.

In de periode 1990-2000 breiden waarnemingen van de huisspitsmuis zich sterk uit in Noord-Holland. Bovendien weet de soort Ameland te bereiken. In Oost-Nederland neemt de dichtheid aan geregistreerde waarnemingen sterk toe. Zij komen vooral vanuit de genoemde kerngebieden uit de periode 1970-1990. Vanaf Rotterdam lijkt de huisspitsmuis zich sterk uit te breiden richting het noorden (Zoetermeer) en vanuit de Amsterdamse Waterleidingduinen naar het zuiden.

In de periode 2000-2005 gaat de groei van vondsten in ons land onverminderd door en ontstaat op het kaartbeeld één aaneengesloten leefgebied van Maastricht tot aan het Gooi. Ook in het oostelijk deel van Gelderland en Flevoland zijn steeds meer waarnemingen.

Figuur 3. Verspreidingsbeeld huisspitsmuizen in 2005.

Vanaf 2005 gaat het hard. Ameland en Texel raken gekoloniseerd en heel Goeree-Overflakee en Voorne zijn bevolkt. Dichtheden versterken zich rond de lijn Maastricht-Nijmegen-Apeldoorn-Meppel-Leeuwarden. In 2009 komt de huisspitsmuis voor van Den Helder tot aan Sluis. Flevoland raakt langzaam bewoond maar de Noordoostpolder blijft achter met meldingen. Ook het westen van Brabant en het oostelijk deel van Zuid-Holland lijken momenteel nog zeer dun bevolkt met huisspitsmuizen. Mogelijk komt dit door gebrek aan (braakbal)gegevens. Het geringe aantal van de Veluwe komt waarschijnlijk vooral doordat dit bosgebied geen optimaal leefgebied is voor de huisspitsmuis. Vlieland en Terschelling zijn voorlopig nog niet gekoloniseerd.

Figuur 4. Verspreidingsbeeld  huisspitsmuizen eind  2009.

Het aantal huisspitsmuizen in het voorjaar van 2010 zal door de koude winter beduidend kleiner zijn dan in 2009. Pieken en dalen in aantallen zijn niet ongebruikelijk bij muizen. De opmars die in Nederland gaande is zal echter hooguit vertraagd zijn. De huisspitsmuis kan namelijk begin dit jaar mogelijk verdwenen zijn uit enkele nieuw gekoloniseerde gebieden. Toch zal, mede afhankelijk van de komende winters, de uitbreiding doorgaan totdat in heel Nederland een maximum is bereikt.

Tekst: Richard Witte van den Bosch en Rob Koelman; Zoogdiervereniging
Foto: Richard Witte van den Bosch