Rasterverlagingen op de Veluwe
Wageningen UniversityBericht uitgegeven door Alterra Wageningen UR op vrijdag 5 juni 2009
Nationaal Park De Hoge Veluwe en de Vereniging Natuurmonumenten willen een passage voor wilde dieren (o.a. edelherten) realiseren tussen het Deelerwoud en De Hoge Veluwe. Hiermee wordt een gebied dat ruim 50 jaar in het raster heeft gezeten, onderdeel van wat ook wel ‘de vrije wildbaan’ wordt genoemd. Wat zijn de gevolgen van een dergelijke maatregel voor hoefdieren en voor hun omgeving? Alterra ontwikkelde een plan voor monitoring om de effecten in kaart te brengen.
Het creëren van een netwerk van natuurgebieden is een van de pijlers van ons nationale natuurbeleid. Zo wil men op de Veluwe het leefgebied van groot wild (o.a. edelherten, reeën en wilde zwijnen) vergroten door rasters te verlagen en bestaande verbindingen geschikt te maken voor passage van meer soorten. Behalve de verbinding tussen het Nationale Park De Hoge Veluwe en het Deelerwoud, zijn er plannen om op termijn passages met Planken Wambuis en Infanterie Schietkamp De Harskamp te realiseren. Het leefgebied van het groot wild wordt zo aanzienlijk vergroot, wat zeker gevolgen zal hebben voor de biodiversiteit. In deze gebieden leven onder andere reeën, damherten, edelherten en wilde zwijnen. Omdat de omstandigheden aan beide zijden van het raster verschillend zijn, verwacht men dat er bewegingen van groot wild op gang komen. Dit biedt een uitstekende kans om te bestuderen hoe dat in zijn werk gaat en wat het effect hiervan is op de populatie zelf en op hun omgeving. Bij het maken van plannen voor de inrichting van nieuwe leefgebieden elders komt deze informatie zeker van pas.
Het monitoringplan omvat verschillende zaken. Ten eerste moet de uitgangssituatie worden vastgelegd: wat loopt er nu aan dieren rond en wat is bijvoorbeeld het genetische profiel van de huidige populatie? Het voorstel is om daarna gedurende 5 jaar de ontwikkelingen te volgen. In die 5 jaar moet het faunabeheer in principe worden voortgezet zoals het nu wordt uitgevoerd. Het spreekt voor zich dat dit alleen mogelijk is als terreinbeheerders nauw bij de opzet van de monitoring betrokken zijn. Met hen moet ook per gebied bekeken worden welke plant- en diersoorten belangrijk zijn om in de gegevensverzameling mee te nemen. Als de begroeiing verandert, kan dat ook gevolgen hebben voor insecten en andere dieren die er afhankelijk van zijn.
In de jaren na rasterverlaging wordt dan gevolgd wat er gebeurt. Hoe vaak wordt de passage gebruikt? Welke omgevingsfactoren zijn van invloed op het gedrag van het wild? Hoe ontwikkelt de populatie zich? Maar ook: welke andere soorten (vos, das, boommarter) maken gebruik van de passage en zijn er ook mensen die illegaal de passage over gaan? Ook wordt bijgehouden hoe de eerder genoemde belangrijke plant- en diersoorten zich ontwikkelen – meer begrazingsdruk kan grote gevolgen hebben. Openstelling kan een verandering in beheer noodzakelijk maken; ook dat moet worden meegenomen.
Voor deze monitoring kan voor een deel aansluiting worden gezocht bij activiteiten die ook nu al worden uitgevoerd (jaarlijkse telling door de Vereniging Wildbeheer Veluwe, voorjaarstellingen en inventarisatie van planten en dieren door beheerders, registratie bij de faunapassages e.d.). Om alle vragen te kunnen beantwoorden moet echter nog meer gebeuren, en dat in nauwe samenwerking met de terreinbeheerders in deze gebieden. Het plan ligt er; nu hopen dat het ook wordt opgepakt.
Het volledige monitoringplan is te lezen op www.kennisonline.wur.nl.
Tekst: Geert Groot Bruinderink, Annelies Bruinsma, Alterra Wageningen UR
Foto: Geert Groot Bruinderink, Alterra Wageningen UR