De laatste zeekatten
Stichting ANEMOONBericht uitgegeven door ANEMOON op donderdag 20 november 2008
De voortplantingscyclus van de gewone zeekat, Sepia officinalis (Linnaeus, 1758) is voor een belangrijk deel verbonden aan de Zeeuwse Delta. Omstreeks juni, in het late voorjaar, worden hier de jonge zeekatten geboren. In de zomer groeien ze gestaag door zich te voeden met o.a. kleine visjes en schaaldieren. Rond deze tijd trekken ze weg naar de Noordzee om pas over anderhalf jaar weer teug te komen om zich hier voort te planten.
De aanwezigheid van de Sepia of gewone zeekat, een familielid van de inktvissen, op onze kust wordt gestuurd door de wisseling van de seizoenen. Omstreeks mei, als in het voorjaar het kustwater tot circa twaalf graden Celsius is gestegen trekken de twee jaar oude volwassen zeekatten naar de kust om zich hier voort te planten. Het paringsritueel, van de soms massaal aanwezige inktvissen is een spectaculair schouwspel waar sportduikers graag getuige van willen zijn. Na de bevruchting zetten de vrouwtjes zwarte druifvormige eitjes af. Zodra alle eitjes zijn afgezet sterven de zeekatten volledig uitgeput als gevolg van hun natuurlijke drift om zich voort te planten. Na ongeveer zes weken komen de jonge Sepia’s uit de eitjes te voorschijn. Bij de geboorte zijn ze niet groter dan circa 1cm.
Meteen ontpoppen ze zich als geraffineerde jagers die het gemunt hebben op kleine visjes en schaaldieren (garnalen en krabbetjes). Als ze zelf niet ten prooi vallen aan belagers groeien ze snel. In de zomer zijn de jonge zeekatten in de gehele Oosterschelde te vinden. Ze bereiden zich voor op hun eerste grote migratie. In het najaar als het kustwater weer is afgekoeld tot ongeveer acht graden trekken ze weg uit de kustwateren. Eind oktober werden er in de oostelijke Oosterschelde al geen jonge Sepia’s meer gezien, terwijl er hier in de zomer heel veel jonge zeekatten werden waargenomen. Op dat moment werden er in de centrale Oosterschelde, in de omgeving van Zierikzee en Goes nog slechts enkele exemplaren gevonden van ongeveer 10-12 cm lengte.
Eind november zijn ze allemaal uit de Oosterschelde verdwenen. Ze zijn afgereisd naar de Noordzee en het grensgebied met de Atlantische oceaan. Daar blijven ze twee winters en groeien ze door tot een maximale lengte van 50cm. In het voorjaar van 2010 als de Olympische winterspelen in Vancouver al lang weer achter de rug zijn, komen ze als tweejarige volwassen dieren terug naar de Nederlandse kust en gaat voor deze dieren het paringsritueel beginnen. Ze zetten eitjes af en sterven vervolgens uitgeput, net als hun ouders die de paring en voortplanting ook niet hebben overleefd. Voor deze dieren is dan ook de cirkel van het aardse leven rond en afgerond.
Tekst en foto’s: Peter H. van Bragt, Stichting Anemoon