Bejaging wilde zwijnen werkt averechts
De NatuurkalenderBericht uitgegeven door de Natuurkalender op zaterdag 11 oktober 2008
Het jagen op wilde zwijnen helpt niet om de wilde zwijnenstand in Nederland te verlagen. Dat blijkt uit een onderzoek van Marcel Vossestein. Het hoge afschotpercentage leidt tot een hogere vruchtbaarheid onder de zeugen en tot instabiele, onnatuurlijke populaties.
Decennialang werd in Nederland gestreefd naar een populatieomvang van 1500 zwijnen. De laatste jaren is dit aantal echter gehalveerd en streeft men naar een populatie van 860 zwijnen. Zo’n 3500 tot 4000 wilde zwijnen overleefden de winter van 2007/2008. In het voorjaar werd de populatie verkleind tot ongeveer 2500 door afschot en doordat zo’n 400 zwijnen omkwamen in het verkeer. De populatie was daarmee echter nog driemaal zo groot als de streefpopulatie, terwijl het Faunafonds, faunabeheerders en bestuurders dachten dat die streefpopulatie van 860 zwijnen zo goed als bereikt was. Deze tegenstelling vormde voor Marcel Vossestein, oud-voorzitter van de landelijke natuurbeschermingscommissie van de KNNV, vereniging voor veldbiologie, aanleiding om de wilde zwijnenpopulaties en de afschotplannen nader te analyseren. De resultaten werden begin oktober gepresenteerd in de nota ‘De “wilde zwijnenbom” op de Veluwe’.
Uit de nota blijkt dat de huidige wilde zwijnenpopulaties in Nederland erg instabiel en nauwelijks nog natuurlijk te noemen zijn. Bovendien zijn de populaties veel groter dan ze volgens het opgestelde ‘Werkplan wild zwijn en afschotadviezen 2008/2009’ zouden moeten zijn. Eén van de oorzaken hiervan is, dat de vruchtbaarheid van de wilde zwijnen de afgelopen drie jaar is verdubbeld. De vruchtbaarheid groeit doordat er hele lage aantallen zwijnen lopen in gebieden, in vergelijking met de hoeveelheid beschikbaar voedsel, maar ook doordat de hoge jachtdruk de zwijnen verjaagd uit hun leefgebieden en hun sociale structuren aantast.
In bepaalde gebieden, zoals het Deelerwoud van Natuurmonumenten, is de vruchtbaarheid op een normaal niveau, met een gemiddelde van 1,4 big per zeug. Er zijn echter ook gebieden waar de vruchtbaarheid gemiddeld 5,8 big per zeug is, zoals op de Zuidoost-Veluwe. Als de huidige streefstand wordt gehandhaafd, zal de vruchtbaarheid blijven stijgen. In 2015 zouden we dan te maken hebben met een vruchtbaarheid van 11,6 big per zeug. Vossestein heeft verschillende scenario’s doorgerekend en stelt dat bij een streefstand van 3000 wilde zwijnen, de vruchtbaarheid weer zal afnemen naar een natuurlijk niveau.
De streefstand van 860 is volgens Vossestein absurd. Deze stand komt overeen met minder dan 20 wilde zwijnen op een oppervlakte van 2000 voetbalvelden. Door de hoge jachtdruk, waarbij grote gebieden worden uitgekamd, worden de zwijnen echter verdreven naar de randen van hun leefgebieden en zoeken ze hun toevlucht in wegbermen en aan de rand van bebouwingen. Daar veroorzaken ze de nodige overlast, waardoor de roep om bejaging verder toeneemt. Maar de jacht heeft dus een tegengesteld effect, waardoor de problemen met de wilde zwijnen blijven voortbestaan. Door een combinatie van politieke bestuurders die aansturen op een zo klein mogelijk aantal wilde zwijnen, en jachtgezinden die graag een zo hoog mogelijk afschot willen, is nu een heuse ‘wilde zwijnenbom’ ontstaan. Daarbij lijkt er weinig besef van ecologische ontwikkelingen en reacties. Een alarmerende situatie, aldus Vossestein, die met zijn analyse een voorzet geeft voor herziening van het afschotbeleid.
Tekst: Renske Terhürne, De Natuurkalender
Bron: Persbericht ‘Wilde zwijnen tonen het absurde van hun bejaging aan’, 3 oktober 2008
Foto: Frank Vincentz, GNU Free documentation license