Nationale parken: visitekaartjes van de natuur
Wageningen UniversityBericht uitgegeven door Alterra Wageningen UR op maandag 15 september
Nationale parken staan bekend als de mooiste en waardevolste natuurgebieden in de wereld. In Nederland liggen 20 nationale parken met een gezamenlijke oppervlakte van ongeveer honderdduizend hectare. In deze parken zijn alle bijzonderheden van de Nederlandse natuur wel te vinden. Er zijn duinen, bossen en heidevelden, maar ook beekdalen, vennen en getijdenwater. In elk park komen bijzondere plant- en diersoorten voor. Nationale parken richten zich dan ook op het behoud van deze fraaie natuur en de typische landschappen. Daarnaast hebben ze nog een aantal taken: natuurgerichte recreatie, educatie&voorlichting en onderzoek.
Nationaal Park Hoge Veluwe, Hulshorsterzand, heide en stuifzand |
De natuur maakt niet alleen de direct betrokkenen bij Nationale Parken trots, maar ook de bezoekers. Vakantie vierende recreanten en dagjesmensen trekken er wandelend, fietsend of paardrijdend op uit om van de natuur te genieten. Ook voor jeugd die alweer naar school gaat valt er in de Nationale Parken veel over natuur op te steken. Beheerders en vrijwilligers geven hen voorlichting over zo’n beetje alles wat er in zo’n park te leren valt. Natuurliefhebbers kunnen er deelnemen aan tal van georganiseerde activiteiten, zoals vleermuizen kijken of natuurwandelingen maken onder begeleiding van kenners van het gebied. Zo vervullen de Nationale Parken een belangrijke functie voor natuur, recreatie, voorlichting & educatie en voor onderzoek. Deze verschillende inhoudelijke doelen kunnen elkaar versterken, maar kunnen ook op gespannen voet met elkaar staan, zo is gebleken.
Nationaal Park Duinen van Texel, De Slufter, duinen en getijdengeulen |
Het ministerie van LNV vroeg in 2005 aan Alterra, Wageningen-UR om het functioneren van de afzonderlijke Nationale Parken in beeld te brengen en aan te geven hoe de kwaliteit kan worden versterkt en voor de toekomst veiliggesteld. In het daarop volgende onderzoek zijn de Nationale Parken getoetst aan de doelstellingen van het landelijk beleid en aan de doelstellingen van de Nationale Parken zelf. Door de resultaten onderling vergelijkbaar te maken, kunnen parken van zichzelf en van elkaar leren. Met het gebruik van stoplichtkleuren (groen = goed, oranje = matig, rood = slecht) zijn de Nationale Parken vervolgens beoordeeld. Behalve op hun inhoudelijke doelen zijn de Nationale Parken ook vergeleken op organisatiestructuur, hun wijze van planvorming, de inzet van huidige en toekomstige beleidsinstrumenten en hun omgang met de omgeving.
Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug, Amerongen, oude riviergeul in uiterwaard |
De belangrijkste conclusie van het onderzoek is dat het wenselijk en noodzakelijk is het beleid voor de Nationale Parken te actualiseren teneinde de parken meer slagkracht te geven. Door de doelen te herformuleren, de benodigde budgetten te heroverwegen en meer aan te sluiten op ontwikkelingen buiten de Nationale Parken zijn de parken beter voorbereid op de toekomst.
Meer informatie over dit onderzoek is te lezen in Alterra-rapport 1710 en op www.kennisonline.wur.nl. Ook wordt vandaag een persbericht over dit onderzoek uitgegeven.
Tekst: Marcel Pleijte, Alterra Wageningen UR
Foto’s: Arjan Koomen, Alterra Wageningen UR