Verdwijnen lemmingen ramp voor broedende ganzen
De NatuurkalenderBericht uitgegeven door de Natuurkalender en Alterra Wageningen UR op maandag 1 september 2008
De Taimyr expeditie is weer terug uit Siberië. Van begin juni tot midden augustus onderzocht dit internationale onderzoeksteam van Alterra en het NIOO de relaties tussen pooldieren en de rol van het klimaat hierin. Afgelopen zomer bleek rampzalig voor broedende ganzen. Een vroeg instortende lemmingenpopulatie veroorzaakte honger bij middelste jagers en sneeuwuilen, die hierdoor geen eieren legden en hun territoria niet verdedigden. Hierdoor gaven ze poolvossen vrije toegang tot het anders zo veilige broedgebied van de ganzen. Ook Taimyrmeeuwen leden honger door het gebrek aan lemmingen en roofden ganzeneieren en –pullen. Tenslotte werden er veel rotgansnesten weggespoeld door grote hoeveelheden smeltwater.
Poolvos bezoekt meeuweneiland in de Pyasina-delta. Foto: Bart Nolet
Na aankomst in hun broedgebied beginnen ganzen meteen met eieren leggen. De vrouwtjes bouwen een nest en gaan broeden; de vaders houden de wacht en verdedigen het territorium. En dat is wel nodig, want broeden op de toendra is zeker niet zonder risico. In lemmingpiekjaren bouwen de ganzen hun nest binnen de territoria van sneeuwuilen. Als deze vogels broeden, vallen zij naderende poolvossen fel aan, waardoor de vossen nauwelijks aan nesten van andere vogels komen. Middelste jagers (een soort meeuw) vallen poolvossen ook fel aan, en helpen zo mee in de strijd tegen deze roofvijanden. Wanneer er genoeg lemmingen zijn, brengen de poolvossen hiermee hun jongen groot. Lemmingen vormen ook de belangrijkste voedselbron voor middelste jagers en sneeuwuilen. Zij broeden alleen als er voldoende lemmingen zijn. Door het vroege instorten van de lemmingenpopulatie, kwamen zij dit jaar niet tot broeden, en vestigenden geen territoria. Daardoor hadden de poolvossen vrije toegang tot de plaatsen waar ganzen kunnen nestelen. Zeker wanneer er onvoldoende lemmingen zijn, maar de vossen toch jongen hebben, stropen de oudervossen de toendra grondig af. Veel ganzen beginnen dan niet eens aan een nest.
Dit jaar werden er veel lemmingen verwacht, omdat het vorige lemmingpiekjaar, 2005, precies drie jaar geleden was. Om een onverklaarbare reden was de lemmingstand echter al gedurende de winter ingestort. Rondvliegende sneeuwuilen en zoekende poolvossen zijn er dan de oorzaak van dat er nauwelijks ganzen tot broeden zijn gekomen. De enkele ganzen die toch een broedpoging wagen, lopen het risico door een poolvos of een sneeuwuil gepakt te worden. Op de poolvossenburcht met 10 jonge vosjes werden ook resten van een opgegeten gans gevonden.
Dwergwezel heeft een Siberische lemming gevangen. Foto: Andries Datema
Het gebrek aan lemmingen was niet het enige probleem waar de ganzen op stuitten. Er lag ook extreem veel sneeuw in Siberië, het Europese deel van het Russische poolgebied en Scandinavië. Bovendien was het in Siberië (achter de Oeral) gedurende de hele maand juli erg koud. Hierdoor waren de eilandjes waar rotganzen normaalgesproken veilig kunnen broeden, nog lange tijd over het ijs toegankelijk voor poolvossen. Ook de Taimyrmeeuwen hielden door het vele ijs en gebrek aan lemmingen fors huis op deze eilandjes. Ze aten veel eieren van rotganzen op en uiteindelijk ook vrijwel alle eieren en kuikens van hun eigen soortgenoten. Bovendien werden vrijwel alle rotgansnesten op de laaggelegen eilanden van de Pyasina-delta begin juli weggespoeld door de grote hoeveelheid smeltwater. In de Pyasina-delta brachten de kolganzen deze zomer ook vrijwel geen kuikens groot.
Onder leiding van Bart Ebbinge probeert de Taimyr expeditie van Alterra (Wageningen UR) al jarenlang te achterhalen hoe de verhoudingen tussen de pooldieren precies liggen en welke rol het klimaat hierin speelt. In het kader van het 'International Polar Year' ondernam een groep van 23 personen, waarvan ongeveer de helft afkomstig uit Nederland, van begin juni tot midden augustus een full-scale expeditie naar het hoge noorden van Siberië. Zij zijn nog niet achter de oorzaak van het vroege instorten van de lemmingenstand. Te weinig voedsel? Een korte dooiperiode gedurende afgelopen winter? Iets heel anders? Ten westen van de Oeral, in het Europese deel van de Russische toendra, was de maand juli veel warmer. De sneeuw verdween daardoor heel snel, en met enige vertraging konden veel kolganzen daar wel tot broeden komen. In dit deel van de Russische toendra komen ook in andere jaren nauwelijks lemmingen voor, zodat het broedsucces van de ganzen hier niet zo sterk door de lemmingcyclus wordt beïnvloed.
Toendralandschap op Taimyr: broedgebied kolganzen. Foto: Andries Datema
Volg gezenderde ganzen van dag tot dag
Sinds begin dit jaar volgt de Natuurkalender een aantal kolganzen op hun trek tussen hun overwinteringgebied in Nederland en hun broedgebied in Siberië. Hun trouwe volgers zijn natuurlijk erg benieuwd hoe zij het er in dit rampzalige jaar vanaf brengen. Slagen de gezenderde kolganzen Kees, Marco, Melis, Eric, Cas en Kramer er dit jaar toch nog in een paar jongen groot te brengen? Tussen 4 en 19 juni kwamen de zes gezenderde kolganzen in hun broedgebied ten westen van de Oeral aan. Door het zware sneeuwdek was hun aankomst wel veel later dan in 2007. Kees en Marco zitten het “dichtst bij” Nederland: zij kozen het grote eiland Kolguyev ten noorden van het Russische vasteland en ten westen van het grotere eiland Nova Zembla. Dit is bijna 3000 kilometer hemelsbreed bij ons vandaan. Kees en zijn vrouwtje hebben hier in 2007 ook gebroed. Kees en Marco hebben dit jaar ook de vleugelrui (tweede helft juli) daar doorgebracht, en zitten er nu nog. Dat kan betekenen dat ze ondanks de late start toch met succes jongen hebben grootgebracht. Hetzelfde geldt voor Cas die in de Petsjora-delta, vlak voor de Oeral, verbijft. Melis ging iets verder en zit al vanaf 19 juni op het Zuideiland van Nova Zembla. Ook hij zou met succes gebroed kunnen hebben. Als het broeden niet lukt, trekken de kolganzen, niet gehinderd door kleine kuikens vaak nog veel verder oostwaarts om daar hun slagpennen te ruien. Dit hebben Eric en Kramer gedaan. Zij trokken door naar Siberië, achter de Oeral. Eric en zijn vrouw verbleven van 4 juni tot 1 juli nog wel bij de Kolokolkova baai, iets ten westen van de Petsjora-delta. En hebben waarschijnlijk geprobeerd daar te broeden. Daarna trok Eric verder oostwaarts naar het eiland Sibiryakov, dat in de monding van de Yennisei ligt. Kramer lijkt helemaal geen broedpoging ondernomen te hebben en zit nu hemelsbreed bijna 1500 kilometer verder: hij vloog helemaal tot de Pyasina-delta om iets ten oosten van die delta te gaan ruien. Laten we hopen dat Kees, Marco, Melis en Cas, die ten westen van de Oeral verbleven er daarom toch nog in slagen een paar jongen groot te brengen. Blijf ze volgen via deze website en www.natuurkalender.nl! Van Eric en Kramer, die in Siberië zijn gaan ruien, kunnen we in ieder geval dit jaar geen jongen verwachten.
Meer weten over de expeditie van Bart Ebbinge en zijn team naar Siberië? Kijk op hun weblog!
Tekst: Sara Mulder de Natuurkalender en Bart Ebbinge (Alterra, Wageningen UR)