Eindelijk weer witjes!
De VlinderstichtingBericht uitgegeven door De Vlinderstichting op zondag 6 juli 2008
Het is lang erg rustig geweest met vlinders, maar na de lange juni-dip komen nu de witjes weer volop los. De meest talrijke is het klein koolwitje, maar ook het klein geaderd witje is op veel plaatsen aan te treffen.
Het klein geaderd witje is een uiterst algemene vlindersoort die van mei tot oktober, in drie generaties, vliegt. Het is een van de vlindersoorten die de afgelopen vijftig jaar zijn toegenomen. In het voorjaar is het klein geaderd witje onmiskenbaar. Dan is een donkere, grijze bestuiving aanwezig langs de aders op de onderkant van de vleugels. 's Zomers is dit veel minder opvallend. Dan is de vleugelpunt een belangrijk verschil met het klein koolwitje. In plaats van een recht afgesneden zwart hoekje 'druppelt' het zwart bij het klein geaderd witje na langs de rand. De waardplanten waarop de rupsen zijn gespecialiseerd zijn voornamelijk 'wilde' koolachtigen zoals pinksterbloem, gewone raket, gele waterkers en look-zonder-look. Er treedt nauwelijks schade op aan gekweekte kool. Hier zet de vlinder vrijwel geen eitjes op af, in tegenstelling tot het derde witje, het groot koolwitje.
Het klein geaderd witje is overal te zien, maar het is wel een soort van wat vochtiger en natuurlijker terreinen. Dit is goed te zien op de vlindertelroutes die op honderden plekken in het land wekelijks van april tot en met september worden geteld. In landbouwgebieden worden verreweg de meeste klein koolwitjes gemeld, maar in de nattere natuurgebieden komt het klein geaderd witje duidelijk meer voor. In de Zump, een stadsparkje aan de rand van de stad en grenzend aan landbouwgebied bij Culemborg is het aantal klein en klein geaderd witjes min of meer gelijk.
Het vinden van eitjes is als het zoeken naar een speld in een hooiberg. Toch worden regelmatig eitjes van het klein geaderd witje gevonden door een ei-afzettend vrouwtje te volgen. Die vertoont namelijk een opvallend gedrag. Ze vliegt fladderend en zoekend, laag boven de grond. Regelmatig landt ze op een plant en 'trommelt' met haar voorpoten en voelsprieten. Hierin zitten zintuigen waarmee ze proeft of de plant geschikt is voor haar nakomelingen. Door zo'n vrouwtje rustig te volgen, zul je vrij snel zien dat ze haar achterlijfje kromt en het eitje afzet. Meestal legt zij op de onderzijde van een blad. Het is leuk om deze plek te merken en bij te houden of de rups het redt.
Tekst en foto's: Kars Veling, De Vlinderstichting