Winterschade in zee wordt nu pas duidelijk
Bericht uitgegeven door Stichting ANEMOON op [publicatiedatum]
Deze winter werd op natuurbericht.nl ruimschoots gecommuniceerd over de schade die de strenge winter in de natuur had aangericht. Voor de onderwaterwereld is dat pas veel later vast te stellen. Nu pas wordt duidelijk dat diverse soorten zeedieren in de Zeeuwse Delta sterk in aantal achteruit zijn gegaan. En tenminste drie soorten zijn voorlopig volledig verdwenen: de Gehoornde slijmvis, de Zwartoog lipvis en de Millennium wratslak.
De Gehoornde slijmvis en de Zwartoog lipvis werden in de eerste jaren van deze eeuw steeds vaker in de Oosterschelde waargenomen. De Zwartoog lipvis groeide zelfs van een relatief schaarse tot zeer algemeen voorkomende soort. Ook de Millennium wratslak die pas voor het eerst in 1999 op onze kust is aangetroffen maakte in die periode een spectaculaire opmars mee. Al in 2003 konden er per duik honderden exemplaren in de Oosterschelde waargenomen worden en ook in het Grevelingenmeer vestigde hij zich als algemene soort. Die periode kenmerkte zich door de langdurige afwezigheid van strenge winters. Nu wordt duidelijk dat de twee recente strenge winters deze drie soorten uit de Zeeuwse delta hebben verdreven. Waarschijnlijk zijn ze nog aanwezig in de Noordzee en zullen ze op termijn weer terugkeren in de Delta. Maar voorlopig is lokaal de biodiversiteit met betrekking tot deze soorten een stukje armer geworden.
Ook andere habitatveranderingen, zoals de kunstmatige rotskusten die wij met onze dijken en havenhoofden hebben aangelegd, zorgen er voor dat zeedieren van de West-Europese Atlantische rotskusten zich hier thuis gaan voelen. Echter deze soorten zijn gewend aan beperkte temperatuurschommelingen. ’s Winters wordt het zeewater van de Noord-Franse kust niet veel kouder dan circa 10 graden en ‘s zomers niet warmer dan circa 20 graden. In de Zeeuwse Delta schommelen de winter- en zomertemperaturen tussen de 0 en 22 graden. Zoals nu blijkt zijn het vooral deze soorten die niet tegen langdurige lage watertemperaturen van een strenge Hollandse winter bestand zijn.
Gedurende de recente opeenvolgende strenge winters is de watertemperatuur in de oostelijke Oosterschelde langduriger en enkele graden kouder geweest dan het zeewater in de westelijke monding. Door de afsluiting van het Grevelingenmeer wordt het water hier ook langdurig kouder dan in de Noordzee. Dat zien we terug in de huidige populaties van een flink aantal andere zeedieren. De Groene wierslak, Gladde sponspootkrab, Ruigkrabbetje , Hooiwagenkrab en Fluwele zwemkrab, maar ook nog andere zeedieren, zijn tijdelijk in aantallen sterk achteruitgegaan in de oostelijke Oosterschelde maar komen nog relatief veel voor in de westelijke Oosterschelde. Mits er de komende jaren geen strenge winters meer komen zullen deze populaties zich snel herstellen. Wanneer de Zwartoog lipvis, Gehoornde slijmvis en Millennium wratslak terug komen is nog een grote vraag.
De natuur heeft op vele fronten te lijden van extreme weersomstandigheden. Koude winters, die hier met enige regelmaat voorkomen, kunnen grote schade aanrichten aan daarvoor gevoelige soorten dieren en planten. De autochtone soorten zijn meestal sterk genoeg of hebben gedurende hun evolutie adequate beschermingsmechanismen ontwikkeld om deze extreme situaties te overleven. Het zijn juist de soorten die door de klimaatveranderingen langzaam naar het noorden oprukken en vaak in Nederland hun noordelijke verspreidingsgrens hebben gevonden die het meest te lijden hebben onder extreme winters. En bij zeedieren is dat niet anders dan bij op het land levende organismen.
Tekst en foto’s: Peter H. van Bragt, Stichting Anemoon