Herfstbladeren worden goed gegeten
De NatuurkalenderBericht uitgegeven door De Natuurkalender [land] op [publicatiedatum]
Nu steeds meer bladeren hun herfstkleuren krijgen, vallen er ook steeds meer op de grond. Een deel is al gevallen, maar als je omhoog kijkt zie je dat het gros nog aan de bomen hangt. De gevallen bladeren vormen een dik bladerdeken op de grond die door de natuur geleidelijk opgeruimd wordt.
Elk najaar vallen de bladeren van de bomen en vormen in de bossen een dikke strooisellaag. Er is uitgerekend dat 70 tot 90 procent van het strooisel dat in bossen op de grond ligt, bestaat uit dode bladeren. Als je de strooisellaag goed bekijkt, zie je dat de jongste bladeren bovenop nog steeds goed te herkennen zijn. Ze hebben nog de heldere kleuren rood, geel en bruin die ze hebben als ze van de boom vallen. Verder naar beneden in de strooisellaag worden de bladeren steeds donkerder en vallen ze in steeds kleinere stukjes uit elkaar. Het wordt steeds minder herkenbaar van welke soort ze zijn. Op een bepaald moment zijn de stukjes zo klein dat ze zelfs niet meer herkenbaar zijn als stukjes blad.
De strooisellaag wordt afgebroken door talloze insecten, wormen, bacteriën, schimmels, nematoden en andere kleine organismen op en in de grond. Zo zorgen zij ervoor dat de voedingsstoffen weer beschikbaar komen en de bodemstructuur verbeterd wordt. Veel van de beestjes en een aantal schimmels in de vorm van paddenstoelen zijn goed te zien als we er een beetje moeite voor doen. Maar de meeste beestjes, schimmels en vooral bacteriën zijn niet zo makkelijk zichtbaar voor het blote oog en het zijn er veel meer dan we denken. In een theelepeltje zwarte grond zitten al snel enkele miljarden bacteriën, verdeeld over tienduizenden soorten waarvan de meeste nog niet door de wetenschap zijn beschreven. Dan ga je toch anders naar de grond kijken.
De snelheid van de bladvertering is afhankelijk van onder andere de temperatuur en bodemvocht. Hoe warmer hoe sneller de vertering verloopt. Gemiddeld verloopt de bladvertering twee maal zo snel voor elke tien graden temperatuurstijging. Ook in de winter gaat de bladvertering nog door, zelfs onder een dikke laag sneeuw. Verder speelt bodemvocht een belangrijke rol. In droge bodems gaat de bladvertering erg traag omdat bacteriën en schimmels er uitdrogen. Aan de andere kant verloopt de bladvertering ook erg traag in zeer natte, zuurstofloze, bodems. De vertering gaat het snelst in bodems die daar tussenin zitten.
Ook de kwaliteit van de bladeren is belangrijk. Bladeren die rijk zijn aan nutriënten verteren sneller dan bladeren van een lage kwaliteit. Bladeren die bijvoorbeeld erg snel verteren zijn die van zwarte els, es, gewone esdoorn, rode kornoelje, vijgenboom, gewone vogelkers, sleedoorn en gewone vlier. Bladeren van tamme kastanje, beuk, jeneverbes, spar, den, eik en rhododendron verteren daarentegen erg langzaam. Bladeren van bladverliezende planten, zoals de bomen die hun bladeren gedurende de winter verliezen, verteren twee keer zo snel als bladeren van altijdgroene planten. Ook de kleur van de bladeren speelt een rol. Bladeren die nog (enigszins) groen zijn, verteren sneller dan volledig verkleurde bladeren, zie ook natuurbericht “Gekleurde bladeren: het nut voor bomen en struiken”.
Tekst: Wichertje Bron en Arnold van Vliet, De Natuurkalender, Wageningen University
Foto's: Arnold van Vliet; Ron de Goede