Watervogelpoep helpt biodiversiteit
Bericht uitgegeven op [publicatiedatum]
Waterplanten en waterdiertjes verspreiden zich niet alleen via het water zelf, ze krijgen daarvoor veel hulp van watervogels. Die eten immers de planten en diertjes en vliegen vervolgens soms de halve wereld over. In haar promotie-onderzoek, waarvoor zij maandag 16 januari 2012 haar proefschrift verdedigde, bekeek Iris Charalambidou de verspreiding van zaden van waterplanten en eitjes van ongewervelde waterdiertjes via de darmen van watervogels. Daaruit bleek dat waterdiertjes zich zo over honderden, en planten zich zelfs over meer dan duizend kilometer kunnen verspreiden.
Charalambidou verdedigde haar proefschrift aan de Universiteit Utrecht, maar deed haar experimenten in de watervogelverblijven van het Nederlandse Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW). Terwijl eerder onderzoek zich voornamelijk beperkte tot de wilde eend, besloot Charalambidou verschillende vogelsoorten te vergelijken: meerkoet, wintertaling, smient, wilde eend, marmereend, pijlstaart, slobeend en krooneend.
Zij voerde elke vogel zaden en eitjes, en keek hoe lang die er over doen om het darmkanaal te passeren, en hoeveel er dan nog levensvatbaar zijn. Daaruit bleek dat de levensvatbaarheid niet zozeer afhangt van het type watervogel, maar vooral met hoe snel ze weer de darm verlaten. Kleine zaden en eitjes passeren de darm soms al binnen vier uur, en blijven veel beter intact dan grotere eitjes en zaden, die er langer over doen.
Om te zien of dit ook in de praktijk geldt, ging Charalambidou naar wetlands in Denemarken, Engeland en Zuid-Frankrijk. Om verse poep te verzamelen, werkte ze in teams van twee. Terwijl de ene persoon met een verrekijker de vogel in het oog hield, schepte de ander de poep op, om zo zeker te weten van welke vogelsoort een poepmonster afkomstig was. In het lab werden de poepmonsters gespoeld, gezeefd en onder de stereoscoop bekeken. Daar vond ze in 37 procent van de 216 uitwerpselen intacte eitjes en zaden. Veel daarvan waren klein, in overeenstemming met wat je zou verwachten op basis van haar experimenten.
Met haar onderzoek kan Charalambidou berekenen tot welke afstand watervogels wetlands met elkaar kunnen verbinden. Al met al blijkt dat watervogels in hun darmen eitjes van ongewervelde dieren kunnen verspreiden over een afstand van zestig tot driehonderd kilometer, en misschien incidenteel verder. Omdat de eitjes klein zijn, gaan ze snel door de darm heen. Dat betekent een grotere kans om te ontwikkelen tot een levend beestje, maar een minder verre verspreiding. Voor zaden gold een afstand van veertig tot wel meer dan duizend kilometer. Ook hier gold weer: hoe groter het zaad, hoe langer het in de darm bleef. Dat resulteert in een kleinere levensvatbaarheid, maar een grotere afgelegde afstand. Al met al blijft het een kwestie van kans: als er ergens honderdduizenden vogels neerstrijken en planten eten, kan het best gebeuren dat één vogel één zaadje ongeschonden duizenden kilometers verder weer uitpoept en zo de plant de gelegenheid geeft om een nieuw gebied te koloniseren.
Bron: NIOO-KNAW
Foto's: Jan Nijendijk, Saxifraga; Jan van der Straaten, Saxifraga