Koudegolf herschudt de vogelkaarten…
Bericht uitgegeven door Natuurpunt Educatie [land] op [publicatiedatum]
Deze winter is er één van markante uitersten. Boterzacht tot ver na de jaarwisseling om dan opeens extreem toe te slaan met bijtende kou en sneeuw. Een koudegolf hield ons van 30 januari tot 13 februari in zijn greep.
Veel vogels die - mede dankzij het milde weer - ten noorden of ten oosten van ons land overwinterden, zagen zich daardoor genoodzaakt om alsnog zachtere oorden op te zoeken. En dat was ook bij ons merkbaar. Zo was er de afgelopen dagen veel beweging van vogels die afhankelijk zijn van open water. Bijvoorbeeld de uittocht van Futen uit Noord-Nederland was aan onze kust duidelijk zichtbaar. Hoge aantallen Grote Zaagbek en Nonnetje zien we vooral in strenge winters: het dichtvriezen van de Oostzee en het IJsselmeer speelt hierin een sleutelrol. Tot voor kort lagen de aantallen van Grote Zaagbek ver beneden het normale peil, maar de koudegolf zorgde er de jongste dagen voor dat de winteraantallen van deze soort stevig aandikten. De evolutie in de dagtotalen op basis van de waarnemingen die werden ingevoerd in www.waarnemingen.be illustreert dit treffend. De influx kwam aarzelend op gang met op 3 februari 54 ex. en op 5 februari 120, maar stak afgelopen weekend nog een tandje bij met dagtotalen rond de 700 ex. De grootste concentraties werden op zondag 12 februari opgetekend op het kanaal Brussel-Willebroek (80 ex.) en op de Maas (oa minstens 131 ex. op het Waalse gedeelte en 25 ex. op het Vlaamse). Grote Zaagbek schuwt normaal het zoute milieu, maar nu worden ze geregeld ook op zee waargenomen. Ook bij het Nonnetje, onze kleinste zaagbeksoort, zien we een vergelijkbare evolutie. Ook hier blijken de weinige open wateren als rivieren en bepaalde zones van kanalen als magneten te werken.
Heel anders is het gesteld met notoire vorstvluchters als de Kievit. In januari werden er dagelijks duizenden gemeld, ongeveer dubbel zoveel als vorig jaar. Dat ligt nu plots helemaal anders: daar waar hun aantallen vorig jaar piekten in februari, hebben nu bijna alle Kieviten de plaat gepoetst. Op 27 januari bedroeg het dagtotaal nog bijna 3.000, momenteel gaat het nog om een handvol individuen. Ook Wulpen en Grote Zilverreigers konden het hier blijkbaar niet langer harden en repten zich zuidwaarts.
Ook met de Houtsnip was er duidelijk wat aan de hand. Deze soort dook de laatste dagen op de meest gekke plaatsen op en leek soms wat het noorden kwijt. Daar is een verklaring voor: dichter bij de mens vinden ze meer sneeuwvrije plekjes en is het net iets warmer. Dat kan van levensbelang zijn omdat ze met hun lange snavel in de grond moeten priemen om aan voedsel te geraken.
De Zanglijster reageerde dan weer omgekeerd: net toen de koudegolf in alle hevigheid toesloeg, schoten de aantallen van deze soort de hoogte in, terwijl we eerder het omgekeerde zouden verwachten. Mogelijk gaat het hier om Zanglijsters die noordelijk van ons overwinterden en verrast door de koudegolf snel warmere oorden moesten opzoeken. Anderzijds lijkt bij ganzen een massale uittocht niet aan de orde. Het heeft er alle schijn van dat ze rustig teren op hun reserves en betere tijden afwachten…
Voor nog andere soorten (Watersnip, IJsvogel, Blauwe reiger, ...) betekent deze ijsperiode een zware natuurlijke selectie, vaak tot het bittere einde. Zij kunnen door het dichtvriezen van plassen en beken niet meer aan voedsel geraken. Voor die soorten is ver uitwijken geen haalbaar scenario. Opmerkelijk is tenslotte dat er zelfs nog een melding is van een vrouwtje Zwartkop op een voederplaats in Geel.
Tekst: Koen Leysen, Natuurpunt Educatie
Foto's: Filip De Ruwe en Raymond de Smet