Sanderling on a mudflat caught a shrimp

Vinger aan de pols op het droogvallende wad

NIOZ Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee
18-FEB-2025 - Met een recente publicatie in het tijdschrift Scientific Data stellen NIOZ-onderzoekers de gegevens uit het onderzoeksprogramma SIBES van 2008 tot en met 2021 beschikbaar voor de wetenschappelijke gemeenschap. In SIBES worden jaarlijks alle droogvallende platen in de Nederlandse Waddenzee bemonsterd op biomassa en karakteristieken van het sediment.

“Door die lange tijdreeks en door de complete dekking van de Waddenzee, biedt SIBES een schat aan informatie die weer nieuwe inzichten zal opleveren voor de wetenschap en het beheer”, zegt de wetenschappelijk coördinator van SIBES, Allert Bijleveld van het NIOZ.

Vier maanden veldwerk

De Synoptic Intertidal BEnthic Survey (SIBES) kwam mede voort uit het vogelonderzoek op Griend. Wat eten de vogels daar en waar vinden ze dat voedsel? Daarnaast was de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) wettelijk gehouden aan het volgen van de eventuele effecten van gaswinning rond de Waddenzee. Daarom was NAM ook van meet af aan medefinancier van SIBES. In 2008 werd de eerste integrale bemonstering van het droogvallende wad uitgevoerd. In een tijdsbestek van vier maanden, liep (en voer) een groep veldmedewerkers over (en boven) alle droogvallende platen van de Nederlandse Waddenzee. Dit deden zij op een netwerk met knooppunten op iedere 500 meter van het droogvallende wad, plus op een aantal willekeurig gekozen tussenliggende punten.

Onderzoeksschip Wim Wolff loopt bijna vast op een droogvallende plaat

Bodemdieren en bodemdeeltjes

Uit de gestandaardiseerde monsters verzamelden zij alle dierlijke bodemorganismen groter dan 1 millimeter, de zogeheten macrozoöbenthos. Die werden in het laboratorium stuk voor stuk op naam gebracht, gemeten en gewogen. Daarnaast bepaalden zij de korrelgrootte van de verschillende sedimentfracties.

Deze monstercampagne is vervolgens ieder jaar herhaald, op meer dan vierduizend droogvallende punten, verspreid over 1200 vierkante kilometer van het Nederlandse wad. In de eerste veertien jaar van het project zijn op deze manier meer dan vijftigduizend punten bemonsterd. Daarbij zijn meer dan drie miljoen individuen van 177 verschillende diersoorten verzameld.

Geen grijze massa

Uit de verzamelde data en meer dan dertig wetenschappelijke artikelen kunnen al veel conclusies worden getrokken, benadrukt Bijleveld. “Ten eerste is het glashelder dat de droogvallende Waddenzee niet de monotone grijze massa is die je misschien bij een eerste vluchtige blik over de dijk denkt te zien. Alleen al de verschillen in de korrelgrootte van het sediment laten een heel divers beeld zien, van stevig en zandig tot slap en slikkig.”

Variatie in leven

Met die variatie in bodemsamenstelling, varieert ook de biodiversiteit, de dichtheid en de samenstelling van de verschillende bodemdieren. Op veel plekken wordt een extreem hoge dichtheid van soorten en individuen gevonden, terwijl op andere plekken de bodem veel ‘armer’ lijkt. Ook de totale biomassa per oppervlakte-eenheid laat een heel divers beeld zien.

“Biomassa loopt hier overigens bepaald niet gelijk met de dichtheid van individuele bodemdieren”, waarschuwt Bijleveld. “In bijna alle jaren stond de kokkel bovenaan, als het om biomassa gaat. In aantallen individuen zijn de veel kleinere wadslakjes weer belangrijker”, aldus Bijleveld. “Beide maten zijn dus belangrijk.”

Waardevolle tijdreeks

Belangrijker nog dan de ranglijstjes, is volgens Bijleveld de steeds langer wordende tijdreeks van de metingen door het SIBES-team. “Hoe langer en hoe meer je meet, hoe groter de statistische zeggingskracht van dit programma wordt en hoe meer je weet.”

Effecten gaswinning

Eén van de dossiers waar de enorme hoeveelheid gegevens belangrijke achtergrondinformatie heeft opgeleverd, is de gaswinning onder Oost-Ameland en ook onder Moddergat, Lauwersmeer en Vierhuizen, het zogenoemde MLV-gebied. In de loop van de jaren is de korrelgrootte op de wadplaten die onder invloed staan van de (extreem diepe) bodemdaling door de gaswinning statistisch significant afgenomen ten opzichte van de rest van het Nederlandse wad. “Dat betekent dat het zand daar steeds een beetje fijner is geworden. Een dalende bodem door gaswinning wordt aan het oppervlak dus opgevuld met ander bodemmateriaal dan het originele materiaal. Dit is, los van andere invloeden op andere plekken, zoals het baggeren van de vaargeulen, betrouwbaar meetbaar gebleken.”

Effect op bodemleven

“De invloed van het subtiel veranderende sediment gaat gelijk op met veranderingen in de samenstelling van het bodemleven”, stelt Bijleveld. “Bodemdieren die liever wat dieper leven nemen in aantal toe in het gebied dat onder invloed staat van de diepe bodemdaling, terwijl de meer oppervlakkig levende soorten daar juist afnemen, ten opzichte van vergelijkbare plekken.”

Klimaatverandering wordt zichtbaar

Ook de invloed van het veranderende klimaat wordt zichtbaar in de statistieken van SIBES. Zo laten Bijleveld en collega’s in hun nieuwe publicatie zien dat de top vier van de belangrijkste bodemdieren verschuift. Eerst was de kokkel de belangrijkste soort qua vleesgewicht. In jaren vlak na veel broedval met jonge kokkeltjes, piekt dat gewicht. Maar in de afgelopen jaren zien we kokkels gestaag afnemen. Er is geen grote piek meer in aanwas en er waren verschillende jaren met extreem warme zomers waarin de kokkels massaal stierven. Hierdoor is te zien dat de biomassa van kokkels flink daalt. “SIBES suggereert dat de Waddenzee in sommige jaren te warm wordt voor de kokkels”, concludeert Bijleveld.

Meer structuur in de bodem

Dat de klimaatverandering niet voor alle bodemorganismen slecht nieuws betekent, laten de grafieken van de zandkokerwormen zien. Bijleveld: “Na strenge winters zien we die dieren meestal afnemen. Nu zien we dat, bij gebrek aan strenge winters, de zandkokerwormen toenemen in de loop van de jaren. Op veel plekken zijn de kokertjes van deze dieren het begin van een subtiele ‘rifvorming’ op de wadbodem. Ze bieden een beetje structuur aan bijvoorbeeld jonge schelpdiertjes die zich niet op los zand kunnen vestigen, maar wel aan zandkokertjes. We zien dan ook dat de biodiversiteit op plekken waar zandkokerwormen vestigen toeneemt.”

Financiering

SIBES wordt nog steeds gefinancierd door het NIOZ, de NAM en sinds 2019 ook door Rijkswaterstaat. De financiering is tot en met 2025 gegarandeerd. Alle data van de eerste veertien jaar uit het meetprogramma SIBES zijn met deze publicatie beschikbaar gemaakt voor eenieder die daar nader onderzoek naar wil doen. Met een embargo van drie jaar, komt daar steeds een nieuw jaar bij. Bijleveld: “Dat embargo van drie jaar is nodig om onze wetenschappelijke publicaties op basis van SIBES-data mogelijk te maken.”

Open database

De SIBES-onderzoekers nodigen niet alleen de wetenschap uit om gebruik te maken van de onvoorstelbare verzameling data en ook samen te werken aan wetenschappelijke publicaties. “Ook het beheer kan er zijn voordeel mee doen”, benadrukt Bijleveld. “Kijk alleen al naar de lappendeken van gebieden met verschillende bodemsamenstelling en -dieren. Wanneer je daar gas onder wint of in de toekomst misschien kabels doorheen legt, wordt die originele samenstelling mogelijk verstoord en tast je dus ook de natuurwaarden van het gebied aan. Met SIBES kunnen we dit inzichtelijk maken. Als de metingen worden volgehouden, kunnen we ook zien of het wad herstelt van menselijke ingrepen en hoe lang dat duurt.”

Vogelvoer

De informatie uit het meetprogramma laat zich volgens Bijleveld ook goed combineren met andere datasets. “Bodemdieren worden door sommigen, wat oneerbiedig, ‘vogelvoer’ genoemd. En inderdaad laat het voorkomen van schelpdiertjes als nonnetjes en wadslakjes een sterke samenhang zien met de aantallen en verspreiding van steltlopers als de kanoet. Ook slijkgarnalen en rosse grutto’s lijken aan elkaar gekoppeld te zijn, net als garnaaltjes en drieteenstrandlopers, of zeeduizendpoten en bonte strandlopers.”

Een drieteenstrandloper vangt een garnaal op een droogvallende plaat

Wéér een veldseizoen

Dit jaar varen de veldmedewerkers van SIBES tussen juni en september uit voor het achttiende veldseizoen. Bijleveld kan alleen maar pleiten voor voortzetting van het programma, zowel bij zijn collega’s als bij de financiers. “De inzichten die we al hebben beschreven in meer dan dertig wetenschappelijke publicaties en nog meer rapporten zijn groot. En ieder jaar neemt de waarde van deze dataset nog meer toe, zeker in het licht van alle menselijke ingrepen op en rond de Waddenzee.”

Meer informatie

Tekst: NIOZ
Foto's: Jan Veen; Dennis Mosk