gehakkelde aurelia - primair

De gehakkelde aurelia van Emma Hutchinson-Gill

De Vlinderstichting
28-NOV-2024 - Van de gehakkelde aurelia zijn twee vormen bekend: de zomervorm ‘forma hutchinsoni’ en de vorm die in de nazomer tevoorschijn komt en nu overwintert in takkenbossen en groenblijvende struiken. Ze verschillen zichtbaar van elkaar in kleur en vorm. Emma Sarah Hutchinson (1820-1905) deed hier in de negentiende eeuw veel onderzoek naar. Daarom is de zomervorm naar haar vernoemd.

Een gehakkelde aurelia op de waardplant de grote brandnetelOok in Nederland heeft de gehakkelde aurelia twee (overlappende) generaties en ook hier zijn beide vormen dus te vinden. De zomervorm, forma hutchinsoni, heeft een grotere reproductiviteit dan de vorm die in winterslaap gaat en de vliegpiek in september heeft. Die laatste gebruikt een deel van de reproductiecapaciteit om de winter door te komen. Deze wintervorm heeft meer donkere kleuren op de onderzijde en valt daardoor minder op. Ook zijn de hakkels dieper. De vlinder lijkt nu echt op een verdord blad. De zomervorm is feller van kleur met een lichtere rand en de hakkels zijn minder diep ingesneden. De gehakkelde aurelia is de afgelopen decennia in Nederland sterk toegenomen en heeft zijn areaal naar het noorden uitgebreid. De vlinder komt nu in het hele land voor. De belangrijkste waardplant, waarop de rupsen zijn gespecialiseerd, is de grote brandnetel.

Gehakkelde aurelia's: links de overwinterende vorm, rechts de zomervorm (forma hutchinsoni)

Emma Hutchinson-GillEmma Sarah Gill trouwde in 1847 met dominee Thomas Hutchinson (1815-1903) en kreeg zeven kinderen die allen natuurliefhebbers waren. Emma werd gegrepen door vlinders vanaf het moment dat haar zoontje Thomas op vijfjarige leeftijd een vliervlinder had gevangen. Ze kweekte rupsen uit eieren van dag- en nachtvlinders en droeg bij aan het onderzoek naar de levenscyclus van vlinders. In 1881 publiceerde ze een artikel over de achteruitgang van de gehakkelde aurelia door het verbranden van hopresten na de oogst, waardoor rupsen en poppen massaal om het leven kwamen. Hop was destijds de belangrijkste waardplant. Later werd de grote brandnetel de belangrijkste waardplant en dit lijkt beter voedsel te zijn.

Ondanks haar nationale bekendheid kon ze zich niet aansluiten bij de Woolhope Naturalists' Field Club in Hereford, omdat de club tot 1954 weigerde vrouwen toe te laten. Ze had een grote verzameling van circa twintigduizend dag- en nachtvlinders. Deze werden na haar dood aan het Natural History Museum geschonken.

Tekst: Rob Groendijk, De Vlinderstichting
Foto’s: Kars Veling, De Vlinderstichting; Wikipedia Commons