Veenbesblauwtje - primair

Kwetsbaarheden van Europese dagvlinders voor klimaatverandering in kaart gebracht

De Vlinderstichting
14-NOV-2024 - De dagen dat je nog atalanta’s of een kleine vuurvlinder zag rondfladderen zijn nu wel voorbij. Tijd om de waarnemingen tot ons te laten spreken. Afgelopen maanden verschenen twee artikelen die op basis van al die gegevens en kennis over de soorten de kwetsbaarheden van Europese dagvlinders voor klimaatverandering in kaart brachten.

Hoe het met de dagvlinders in Europa gaat, weten we allereerst door waarnemingen die hun verspreiding in beeld brengen. De veranderingen in populatiegrootte weten we van steeds meer landen door gestandaardiseerde tellingen langs vaste routes. In Nederland hebben we het meetnet dagvlinders dat sinds 1992 betrouwbare landelijke trends levert voor vrijwel alle soorten.

Risico’s van verschuivende klimaatniches

In 2008 werd op basis van Europese verspreidingsgegevens een atlas van klimaatrisico’s voor dagvlinders opgesteld. Daarin werden de klimaatniches van individuele soorten afgebakend en gekoppeld aan toekomstige klimaatscenario’s. Zo kan de toekomstige verspreiding van de soorten binnen hun eigen klimaatniche worden voorspeld. Hoe sterker de klimaatniche krimpt of opschuift, hoe groter het risico voor de soort.

Het parelmoerblauwtje uit het Spaanse hooggebergte dreigt al in 2050 bijna zijn hele leefgebied te hebben verloren door klimaatopwarmingIn het nu verschenen artikel is onderzocht in hoeverre het klimaatrisico van 268 soorten Europese dagvlinders wordt bepaald door de fylogenie, dus hun evolutionaire afstamming en verwantschap, dan wel door hun eigenschappen. De Vlinderstichting werkte mee aan het onderzoek door informatie over de soorteigenschappen te verzamelen.

Het klimaatrisico bleek sterk te worden bepaald door de areaalgrootte en de specialisatie van soorten op specifieke leefgebieden. Het aantal generaties per jaar en de wijze van overwintering droegen in mindere mate ook bij. De minst kwetsbare soorten zijn, niet geheel verrassend, soorten die in veel verschillende landschappen en verspreid door heel Europa voorkomen. En ook soorten die flexibeler zijn doordat ze jaarlijks meerdere generaties kunnen ontwikkelen en door overwintering als vlinder snel kunnen profiteren van goede weersomstandigheden in het voorjaar.

De evolutionaire verwantschap tussen soorten voegt veel toe aan het verklaren van het klimaatrisico. Dit kan veroorzaakt worden doordat groepen verwante soorten door gezamenlijke, deels onbekende eigenschappen een groter risico lopen dan andere. Maar ook kan de verwantschap gebonden zijn aan hotspots, zoals in de Balkan en de Alpen, waarin sommige geslachten van verwante soorten, zoals erebia’s en spikkeldikkopjes, de ijstijden hebben overleefd en zich daar hebben ontwikkeld tot verschillende soorten met een beperkte verspreiding. Zulke clusters hebben een verhoogd klimaatrisico.

Onder aanname dat soorten de verschuiving van hun klimaatniche volledig kunnen bijhouden, wordt het klimaatrisico vrijwel geheel bepaald door de verwantschap en maar weinig door de soorteigenschappen. Maar die aanname lijkt bij de snelheid van klimaatverandering en door de versnippering van leefgebieden als gevolg van intensief landgebruik voor veel soorten te rooskleurig. Als juist wordt verondersteld dat het meeschuiven niet lukt, dan wordt het klimaatrisico sterker bepaald door de eigenschappen dan de verwantschap. In het eerste geval verliest ruim een kwart van de soorten (26 procent) bijna hun hele geschikte klimaatniche (meer dan 90 procent krimp), in het tweede geval is dat een kleiner deel (5 procent) van de soorten. Het kan dus veel helpen om door het versterken van natuurnetwerken soorten bij te staan in hun pogingen om mee te verhuizen met het veranderende klimaat.

Bij het landelijk bedreigde spiegeldikkopje maakt het veel uit of de vlinder er wel of niet in slaagt om mee te schuiven met klimaatverandering. Lukt dat wel, dan kan zijn areaal in 2050 met ruim de helft zijn uitgebreid, maar lukt dat niet, dan dreigt het met ruim een kwart te krimpen

Veranderingen in vlindergemeenschappen

Om de dynamiek van vlinderpopulaties onder invloed van klimaatverandering in ons huidige, versnipperde landschap beter te begrijpen, moeten we duiken in de tellingen van het Europese vlindermeetnet. Hiervan maakte het tweede artikel gebruik. De Vlinderstichting droeg daaraan bij via het Nederlandse meetnet vlinders maar ook met kennis over de mobiliteit van Europese vlindersoorten.

In de analyse werden gegevens uit de zeven landen over de jaren 2005 tot en met 2016 benut. Klimaatgegevens, ruimtelijke spreiding en de mobiliteit van soorten werden gebruikt om de diversiteit en stabiliteit van vlindergemeenschappen in tijd en ruimte te ontrafelen.

Van de Nederlandse soorten is voor het hier ernstig bedreigde veenbesblauwtje ook op Europese schaal het klimaatrisico groot met een voorspeld verlies van 28 procent van zijn areaal in 2050 en bijna de helft in 2080De stabiliteit van vlindergemeenschappen op landschapsschaal bleek vooral bepaald te worden door de stabiliteit van de lokale gemeenschappen, maar in mindere mate ook doordat de dynamiek van lokale populaties uit fase liep en dips in de ene populatie dan opgevangen kunnen worden door een piek in de andere. Verder waren soortenrijke gemeenschappen stabieler dan soortenarme. Die soortenrijkdom lag lager in een nat klimaat en verder zorgden koele temperaturen voor minder stabiele vlindergemeenschappen. Een warmer en droger klimaat pakte, binnen de grenzen van West-Europa, dus beter uit voor de stabiliteit. Hoe groter het aantal lokale populaties en hoe verder ze van elkaar lagen, des te meer hun dynamiek van elkaar verschilde, zoals verwacht mocht worden.

Wanneer honkvaste en mobiele soorten apart werden bekeken, bleek dat de stabiliteit van de vlindergemeenschap op landschapsschaal bij honkvaste soorten sterker wordt bepaald door een asynchrone dynamiek van lokale populaties dan bij mobiele soorten. Door geringe uitwisseling tussen populaties loopt hun dynamiek vaker uit de pas. Bij mobiele soorten raken de populaties alleen uit fase wanneer de onderlinge afstanden erg groot worden.

De grote invloed van de lokale diversiteit op de stabiliteit op landschapsschaal benadrukt hoe belangrijk het is om aandacht te besteden aan goede condities en zorgvuldig beheer op lokale schaal. Maar de ruimtelijke samenhang tussen populaties is ook belangrijk, zodat de lokale diversiteit op termijn ook behouden blijft of hersteld kan worden wanneer slechte jaren zorgen voor het lokaal verdwijnen van soorten. En die slechte jaren komen vaker voor wanneer klimaatverandering doorzet, omdat de extremen in temperatuur en neerslag dan toenemen. In dit onderzoek werd vooral gekeken naar de klimaatinvloed van jaarlijkse temperatuur en neerslag, maar het wordt steeds noodzakelijker om ook rekening te houden met de invloed van extreem weer – droogte, hitte, hevige neerslag – in verschillende seizoenen. Over de invloed van klimaatextremen op dagvlinders verscheen eerder dit natuurbericht, maar we werken aan een update daarvan.

Meer informatie

Tekst: Michiel Wallis de Vries, De Vlinderstichting
Foto’s: Kars Veling (leadfoto: veenbesblauwtje); Chris van Swaay