Turbine or not turbine?
ZoogdierverenigingIn het Nederlandse landschap komen we steeds vaker windturbines tegen. Niet iedereen is blij met de aanblik van deze grote constructies, maar ze vormen een onmisbaar onderdeel binnen de energietransitie. De door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerde cijfers over de productie en capaciteit van windturbines op land laten een stijgende lijn zien. Wat dat betreft is het antwoord op de kop van dit artikel een volmondig ja: er wordt in Nederland steeds meer ingezet op door windturbines opgewekte energie.
Risico voor vleermuizen
Het plaatsen van windturbines op land zorgt echter voor meer complicaties dan alleen maar een verandering van het landschap. De windparken en de omringende hoogspanningsleidingen zorgen namelijk ook voor sterfte van vogels en vleermuizen door aanvaring met de wieken van de turbines of de hoogspanningsleidingen. Ook leveren de parken verstoring op door habitatverlies en versnippering van de leefgebieden. Daarnaast kunnen ze een barrière vormen voor de dieren. Om ervoor te zorgen dat de ontwikkeling van windparken gewoon door kan gaan maar de negatieve effecten voor vogels en vleermuizen zo klein mogelijk zijn, is het Natuurinclusieve energietransitie voor wind en hoogspanning op land (NIEWHOL)-traject opgezet. Het NIEWHOL-traject is een samenwerkingstraject van het Rijk (ministeries van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, en Economische Zaken en Klimaat), provincies, brancheorganisatie NedZero, TenneT en groene partijen (Vogelbescherming Nederland, Zoogdiervereniging en de Natuur- en Milieufederaties). Het monitoringsprotocol voor vleermuizen in windparken op land is een van de resultaten van het NIEWHOL-onderzoeksprogramma. Dit advies zal met alle bij NIEWHOL aangesloten partners worden besproken om te bepalen hoe zij het advies gaan oppakken. Zij zullen onder andere een afweging moeten maken tussen de ecologische meerwaarde van monitoring volgens het geactualiseerde protocol en de financiële aspecten.
Vinger aan de pols houden
In 2013 verscheen het oorspronkelijke protocol (pdf: 0,4 MB) en in 2021 volgde de eerste aanpassing (pdf: 0,8 MB). Dit jaar volgt een advies voor het actualiseren van het protocol. Alle veranderingen zijn opgesteld omdat er in al die jaren ook goed is gemeten of de maatregelen wel het gewenste effect hadden. Als dat niet het geval bleek te zijn, is door een team van experts steeds gekeken welke oplossing er voorhanden was. Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om een aanpassing van het bestaande protocol (denk aan het verlengen van een monitoringsperiode) of een uitbreiding op het bestaande protocol (bijvoorbeeld een automatische stilstandvoorziening). Wat zijn nu de belangrijkste adviezen in het nieuwste rapport?
- Monitoring totdat is aangetoond dat de sterfte lager is dan de drempelwaarde uit de vergunning.
- Ook in het voorjaar slachtoffermonitoring uitvoeren.
- Het akoestisch onderzoek loopt een paar weken langer door.
- Toevoegen van een preconstructieonderzoek.
De toegevoegde waarde van een protocol
Doordat er steeds meer windparken worden gebouwd, is het belangrijk dat de ecologische impact hiervan goed in kaart wordt gebracht. Met behulp van een monitoringsprogramma met vaste randvoorwaarden kan worden gemeten of de bedachte mitigerende maatregelen ook echt effectief zijn. Een ander voordeel van een protocol is standaardisering. Omdat de monitoring van vleermuizen behoorlijk complex is, ontstaat al vrij snel het risico dat meetresultaten te verschillend zijn waardoor het moeilijk wordt een samenhang te creëren. Een juiste interpretatie is dan moeilijk te geven. Als alle betrokken partijen echter gebruik maken van hetzelfde, goed uitgewerkte monitoringsprotocol, stijgt de waarde van de data enorm waardoor vleermuizen beter beschermd kunnen worden. Niet onbelangrijk om te vermelden is dat via het Netwerk Groene Bureaus een review van het protocol heeft plaatsgevonden. De gecombineerde kennis van alle partijen heeft gezorgd voor een aanzienlijke verbetering van het bestaande protocol.
Hou vanaf het begin rekening met kwetsbare soorten
Om mogelijke problemen zo vroeg mogelijk te ondervangen, omvat het adviesrapport ook een protocol voor het preconstructie-onderzoek voorafgaand aan de realisatie van een windpark. Als je namelijk van tevoren al de mogelijke negatieve effecten op de populaties vleermuizen in kaart brengt, kunnen risicofactoren al in een vroeg stadium worden verkleind. Het is heel verstandig om dit soort zaken voor de bouw in kaart te brengen, omdat het bijzonder moeilijk is om na de start van de bouw wijzigingen door te voeren. Voor het opstellen van dit protocol is gebruik gemaakt van de richtlijnen van Eurobats, recente wetenschappelijke literatuur en de richtlijnen die in de Duitse deelstaat Niedersachsen worden gehanteerd. Een preconstructieonderzoek bestaat steeds uit vooronderzoek, het vaststellen van potentiële gebruiksfuncties, identificatie van werkzaamheden en drukfactoren, veldonderzoek, dataverwerking, interpretatie en rapportage. Hiermee kan een antwoord worden gegeven op de vraag wat de aanvaringsrisico’s zijn voor de verschillende soorten vleermuizen in het geplande windpark.
We weten nog niet genoeg
Het rapport is dankzij het beschikbaar stellen van een onderzoeksbudget binnen NIEWHOL gerealiseerd. Door de hechte samenwerking tussen het Rijk, de provincies, NedZero, TenneT, groene organisaties en ecologische experts, bevat dit advies cruciale verbeteringen ten opzichte van het bestaande protocol. Tegelijkertijd leert de beschikbare data ons ook dat we veel, maar nog lang niet alles weten. We weten bijvoorbeeld nog te weinig over de gebruikte routes van migrerende soorten. De komende jaren zullen nieuwe data en publicaties leiden tot meer kennis en nieuwe inzichten. Dit zal mogelijk resulteren in een verdere aanpassing van het protocol. Zo zullen we steeds beter worden in het beperken van de risico’s van windparken op kwetsbare soorten.
Meer informatie
- Het rapport 'Monitoring van vleermuizen in windparken op land' (pdf: 2,3 MB).
Tekst: Bert de Smidt, Zoogdiervereniging
Foto’s: Dirk van Straalen; Stefan Vreugdenhil; Harold Steendam