#25jaarNEM: Een prachtige dag en een mooie toekomst
SoortenNLWat vooraf ging
We staan in een traditie van 150 jaar natuuronderzoek door vrijwilligers. Al in 1845 wordt de Nederlandse Entomologische Vereniging opgericht door mensen die zich ten doel stellen de verspreiding en het voorkomen van insecten in Nederland in kaart te brengen. Rond 1900 volgen er meer organisaties en soortgroepen tot er eind jaren ’70 een dertigtal amateurverenigingen zijn die onderzoek doen naar soorten planten, paddestoelen en dieren.
In die jaren nemen vogelaars het initiatief om een atlas te maken van alle Nederlandse broedvogels. Hiervoor wordt een speciale organisatie opgericht: Samenwerkende Organisaties Vogel Onderzoek Nederland. Er komen zoveel waarnemingen bij elkaar dat samenwerking met het Centraal Bureau voor Statistiek nodig is om er enige chocola van te kunnen maken. De infrastructuur die ontstaat is zo waardevol dat na afronding van het project nieuwe projecten worden aangezocht om de structuur in stand te kunnen houden. Dat wordt het begin van de monitoring van vogels in samenwerking met CBS in opdracht van de Rijksoverheid. Deze samenwerking is een lichtend voorbeeld voor het Netwerk Ecologische Monitoring dat in 1999 van start gaat.
Relevantie en potentie van het Netwerk Ecologische Monitoring
In de ochtend liet Anne Schmidt (WUR) zien dat de beleidsrelevantie van het NEM voortkomt uit de Vogel- en Habitatrichtlijn, die samen de basis vormen voor het Natura 2000 beleid. De behoefte aan goede informatie – en de noodzaak van herstelmaatregelen – is echter breder dan de gebieden alleen. In Nederland is de helft van de ‘verplichte soorten’ voor ‘duurzame instandhouding’ afhankelijk van gebieden die we níet in Natura 2000 begrensd hebben. Ook wordt het steeds belangrijker om uitspraken te kunnen doen over de gezondheid en het toekomstperspectief van populaties. Daarom is meer samenhang, betere monitoring én hogere dichtheid nodig om ook de toekomstige beleidsvragen te kunnen beantwoorden. Ruud Foppen (SOVON / RU) betoogde dat het NEM hiertoe heel goed uitgerust is: de validatie is goed georganiseerd en ook de opleidingen, de tellingen en de ondersteunende apparaten worden steeds beter. Uit de data kunnen niet alleen beschrijvende analyses worden gemaakt en indicatoren worden samengesteld, ze zijn ook geschikt voor vraaggestuurde analyses en experimenteel onderzoek naar effecten van maatregelen.
Gelijkwaardig maar niet gelijk
Sander Turnhout (SoortenNL / RU) vestigde de aandacht op de transformatieve potentie van monitoring. Het NEM zelf is een samenwerking tussen verschillende partners die gelijkwaardig, maar niet gelijk zijn: overheden, statistici, ecologen, beleidsmensen en vrijwilligers zijn allemaal nodig om het te kunnen laten werken. Om het te laten slagen, zijn er in het verleden bijzondere veranderingen doorgevoerd en om het verder te ontwikkelen zijn nog een paar veranderingen nodig. Maar transformatie speelt op allerlei niveaus. Mensen die gaan kijken, worden vogelaar. Mensen die gaan monitoren spreken over ‘mijn gebied’. Ze tellen daar planten of dieren en zijn niet feitelijk eigenaar, maar voelen wel het eigenaarschap – en daarmee vaak ook een bepaalde verantwoordelijkheid. Dat biedt goede perspectieven voor bijvoorbeeld het programma landelijk gebied.
Sturen op draagvlak en richting
Maar er zijn meer transformaties mogelijk: als je monitoring samen goed organiseert, kun in plaats van doelsturing werk maken van sturen op richting. We besteden veel tijd aan discussiëren over einddoelen in 2050, maar dat lijkt te verhinderen om ergens aan te beginnen. Misschien gaat het beter als we richting gaan monitoren: dan de verleggen we de aandacht naar verbetering die nu mogelijk en nodig is. Door niet alleen verplichte soorten, maar hele populaties in beeld te brengen, kun je soorten kiezen die indicatief zijn voor de kwaliteit van het landschap. De soorten van de vogel- en habitatrichtlijn zijn een gegeven, maar natuur is groter. Door ook de soorten van de basiskwaliteit in beeld te brengen, kun je daar binnen de politiek keuzes inzichtelijk maken. Daar zijn nieuwe gespreksvormen en nieuwe vormen van samenwerking voor nodig. Hoewel, nieuw… het ritselt van de succesvolle pilots, het is alleen nog geen staand beleid. En dat is de transformatie die eraan komt: meer mensen gaan meedoen, de gedeelde waarheidsvinding breidt zich uit en dat leidt tot nieuwe vormen van samenwerking.
Workshops
In verschillende zalen zijn parallelsessies gehouden over deelaspecten van het Netwerk Ecologische Monitoring. Die gingen over de wetenschappelijke toepassingen, citizen science, de toekomst en de verhalen rondom waarnemen. Die worden meer en meer verteld en ook ingezet om tot verandering te komen. De film Groenkijkers van Sanne Rovers kan gebruikt worden om therapeutische en enthousiasmerende gesprekken te organiseren over de biodiversiteitscrisis. De Groene Kliniek van theatergroep Gouden Haas streeft iets vergelijkbaars na. Hoe ga je om met de voortdurende achteruitgang die we in onze waarnemingen zien? Daar helpen psychologie en het vertellen van inspirerende verhalen bij. Die stonden centraal in de workshop storytelling; aan het slot hiervan voerden we een gesprek over media met journalisten Caspar Janssen en Kirsten Dorrestijn en fotograaf Hans van der Meer. In de sessie 'Van Waarneming tot Wetenschap' passeerde de hele cyclus van het NEM: van doelbepaling, dataverzameling, data-analyse, communicatie van de resultaten en terugkoppeling naar het beleid de revue. Bram Borkent, projectleider en onderzoeker natuurstatistieken van het CBS, lichtte in zijn presentatie de rol van het CBS als kwaliteitsbewaker van het NEM toe aan de hand van deze cyclus. Inge Somhorst van de Nederlandse Mycologische Vereniging benadrukte in haar presentatie het belang van paddenstoelen als indicator voor ecosysteemkwaliteit en presenteerde resultaten van 25 jaar paddenstoelenmonitoring. Caspar Hallmann van de Radboud Universiteit liet zien hoe je oorzakelijke verbanden kunt halen uit lange tijdreeksen van veldobservaties zoals die in het NEM verzameld worden. Judy Koppenjan vertelde hoe een partnerschap tussen het Wereld Natuur Fonds en onafhankelijke onderzoeksinstituten heeft geleid tot de periodiek verschijnende Nederlandse versie van het Living Planet Report (pdf: 17.1 MB). Dat is een thematisch ingestoken overzicht van de meest recente kennis over de toestand en trends van (onderdelen van) de Nederlandse natuur, bedoeld om problemen te agenderen en oplossingen aan te reiken. Tot slot presenteerde Marten Schoonman van Naturalis het Nationaal Dashboard Biodiversiteit: het recent gelanceerde overzicht van de belangrijkste indicatoren die de status van de 14 doelen voor biodiversiteitsherstel laten zien.
Feest
Behalve lezingen en workshops was het ook gewoon echt een feest, met een lekkere lunch en taartjes, een goede informatiemarkt waarin alle meetnetten vertegenwoordigd waren en veldworkshops over vissen vangen en braakballen uitpluizen. Aan het slot speelde Sarah Sötemann mooie liedjes over bijen, bomen en ochtendlicht en sprak Donné Slangen een paar stichtelijke woorden over de toekomst. Belangrijk in zijn bijdrage was de zin uit het regeerakkoord over het baseren van beleid op feitelijke metingen in de natuur. Dat zou echt heel goed zijn: als de natuurdata niet alleen gebruikt worden voor het verzorgen van rapportages achteraf, maar ook voor het bepalen van beleid voor de toekomst. Want als je dat baseert op echte feiten kun je goede politieke debatten voeren over wat wel of niet verstandig is om te doen. Dan is het in theorie mogelijk om veel van de problemen waar we nu mee te maken hebben te voorkomen.
Dit artikel is deel van een serie in het kader van het 25-jarig jubileum van het Netwerk Ecologische Monitoring. Volgende week lees je over de 'citizen' in citizen science. |
Tekst: Sander Turnhout, SoortenNL
Beeld: Harvey van Diek; NEM.nl