Steppekiekendief: van dwaalgast naar schaarse doortrekker
Sovon Vogelonderzoek NederlandSteppekiekendieven hebben een groot verspreidingsgebied. Hun broedgebied loopt van Finland tot Mongolië en het overwinteringsgebied omvat de Sahelzone, Oost-Afrika, het Midden-Oosten en India. In 2003 werd de wereldpopulatie op 18.000 tot 30.000 individuen geschat, veel minder dan de andere drie soorten kiekendieven die ook bij ons voorkomen. Deze schatting werd gemaakt na een sterke achteruitgang door vernietiging van natuurlijke steppen in Oost-Europa, waardoor de soort in Oekraïne, Moldavië en Roemenië als broedvogel vrijwel verdwenen is.
In de kerngebieden in Zuid-Rusland en Kazachstan is de populatie waarschijnlijk redelijk stabiel, maar zijn er jaarlijks grote fluctuaties; vermoedelijk door variatie in aanbod van muizen. Deze verschillen tussen jaren worden bijvoorbeeld ook opgemerkt op de bekende telposten in Batumi langs de Zwarte Zeekust van Georgië. Recente trendinformatie van overwinteraars in India laat een matige afname zien, wat een aanwijzing zou kunnen zijn voor achteruitgang in het oostelijke deel van de broedgebieden.
Een lichtpuntje is vestiging van een populatie in Finland, waar de soort in 2011 voor het eerst met zekerheid met minimaal vijf paar broedde en de populatie in 2015 al elf paar omvatte. De huidige populatie wordt geschat op hooguit twintig broedparen. Waarschijnlijk is deze vestiging het gevolg van een uitbreiding in (of verplaatsing naar) het noordwesten van Rusland.
Twee vogels die in Finland met een satellietzender werden uitgerust, bleken in het voor- en najaar een trekroute door ons land te volgen van en naar West-Afrika (figuur 1). Een derde Finse vogel volgde een oostelijke route naar Nigeria, waar haar overwinteringsgebied bijna samenviel met een vogel die op doortrek in Turkije was gezenderd en die in de zomer in Kazachstan verbleef. Westelijker broeden in combinatie met de westelijke trekroute van een deel van deze vogels is waarschijnlijk de verklaring dat de soort bij ons is toegenomen.
Snelle toename
De eerste waarneming van de steppekiekendief in Nederland stamt uit 1866 en betrof de ‘vondst’ van een onvolwassen vrouwtje in de duinen van Noordwijk. Daarna bleef de soort erg lang zeldzaam. Tot 1999 waren er maar acht zekere waarnemingen, maar sindsdien wordt de soort jaarlijks gezien.
In 2011, het jaar van het eerste broedgeval in Finland, vond in het najaar een grote influx plaats en werden er tientallen vogels in Nederland gezien. Dat bleek de opmaat van een toename tot een paar honderd vogels in 2023 (figuur 2). Waar deze doortrekkers vandaan komen is niet bekend, op die enkele gezenderde vogels uit Finland na. De huidige Finse broedpopulatie is echter kleiner dan de aantallen die bij ons worden gezien. In het najaar van 2015 werden in Finland honderden vogels gezien. Waarschijnlijk moeten we de brongebieden van deze toegenomen trekaantallen dus ook nog verder zoeken; in nieuwe vestigingen in Noordwest-Rusland.
Steppekiekendieven worden iets vaker in het voorjaar dan in het najaar gemeld. Tweederde van de vogels trekt langs en ruim de helft van deze waarnemingen wordt gedaan vanaf vaste telposten die zijn aangesloten bij Trektellen (figuur 3). Koploper is de Eemshaven in Groningen, met 92 exemplaren in het voorjaar en 13 in het najaar. Een deel hiervan werd in het voorjaar daarvoor ook op de westelijker gelegen telposten Lauwersmeer Kustweg en de Noordkaap gezien. Een goede tweede is Breskens met 61 vogels in het voorjaar en houder van het dagrecord van zeven exemplaren op 4 mei 2023.
De trekbaan dwars over het land geeft evenredige aantallen in alle provincies, al vormt Groningen dankzij de telposten langs de Waddenkust en veel pleisterende vogels wel een uitschieter. Er treedt wel stuwing op langs grote wateren, zoals bij telpost Ketelbrug bij de Kamperhoek in Flevoland. Kiekendieven mijden net zoals andere roofvogels graag grote watervlaktes en volgen het liefst de kortste oversteekplaats. In het najaar stuiten de zuidwestelijk vliegende kiekendieven op de Noordzee en worden ze vooral langs de kust gezien. Op de Waddeneilanden en langs de Hollandse Kust komt tweederde van alle meldingen uit het najaar.
Zowel in het voor- als het najaar zijn langsvliegende of eendaagse waarnemingen de norm. Er zijn vogels die maanden blijven hangen of zelfs overwinteren. Maar nemen we de kiekendieven die langer dan een dag en maximaal drie weken blijven, dan zijn die vaker in het najaar te vinden. Zij hebben dan iets minder haast dan in het voorjaar. Open gebieden zoals veenmoerassen, akkergebieden, heideterreinen en kwelders hebben dan de voorkeur.
Timing is alles
In het voorjaar komen de mannen vier dagen eerder langs dan de vrouwen. In het najaar komen de mannen bijna een week eerder dan de vrouwen. Dit patroon past goed bij de ecologie van meeste roofvogels, waarbij de mannetjes als eerste in het broedgebied arriveren om de broedplekken te kunnen verdedigen. Vanaf hun derde kalenderjaar zijn kiekendieven geslachtsrijp en rekenen we ze als volwassen. Deze vogels komen in het voorjaar twee weken eerder aan dan de tweede kalenderjaar vogels. Die hebben minder haast, omdat ze nog niet gaan broeden.
In het najaar worden getalsmatig maar weinig van de voorjaarsvogels teruggezien en is het vooral de tijd van jonge vogels die, gezien de spreiding van twee maanden, ook niet al te veel haast lijken te hebben.
De gezenderde steppekiekendieven deden zo’n drie maanden over de reis van het broedgebied naar de overwinteringsplaats en twee maanden over de terugweg. In het voorjaar ligt de mediane doortrekdatum op Franse telposten op 14 april, tien dagen eerder dan in Nederland. De telposten in Bulgarije en Georgië passeren ze iets eerder, met de mediaan op respectievelijk 3 en 4 april. In het najaar ligt de mediaan in Nederland op 22 september, vergelijkbaar met 20 september in Bulgarije en 19 september in Georgië. De kiekendieven lijken er een strakke planning op na te houden.
Broedgevallen in Groningen
Aan de randen van het verspreidingsgebied vormen steppekiekendieven soms mengparen met andere soorten kiekendieven. Zulke mengparen kunnen ook jongen grootbrengen. In ons land verbleef in april-mei 1985 zo’n paar op Schiermonnikoog, bestaande uit een mannetje steppekiekendief en een vrouwtje blauwe kiekendief. In 2014 was het opnieuw raak: vanaf 24 april tot eind mei werd een mannetje steppekiekendief waargenomen bij Finsterwolde in Groningen. De derdejaars vogel baltste hoog in de lucht, sleepte met nestmateriaal en wekte de belangstelling van een vrouwtje grauwe kiekendief.
In 2017 ging er weer niets boven Groningen en broedde er voor het eerst een zuiver paar steppekiekendieven in Nederland. Rond 7 mei werden er eieren gelegd. Daar kwamen vijf jongen uit, waarvan er één stierf. De overige vier (alle vrouwtjes) vlogen uit. Opmerkelijk genoeg zorgde een van deze jongen in 2019 voor het eerste zuivere broedgeval in Spanje. In hetzelfde jaar verbleef een adult mannetje van 29 april tot 10 juli in het Bentwoud bij Alphen aan de Rijn. De vogel baltste veel met een bruine kiekendief, maar voor zover bekend leidde dit niet tot een broedgeval.
Het vrouwtje van het succesvolle paar kwam in 2018 terug naar de provincie en deed een broedpoging met een derde kalenderjaar mannetje grauwe kiekendief, maar die mislukte in de eifase. In 2019 kreeg mogelijk hetzelfde vrouwtje nabij de broedlocaties van 2017 en 2018 gezelschap van een adult mannetje steppekiekendief. Eind april leken er al eieren aanwezig en eind mei werden tijdens een eerste nestinspectie maar liefst zes jongen in het perceel wintergerst geteld. Op 19 juni werden de jongen geringd en de geslachten bepaald: vijf mannen en een vrouw.
In 2020 was er een mengpaar van een vrouw steppekiekendief en een man grauwe kiekendief in Groningen, maar was het nest niet succesvol. In 2022 en 2023 vormde een man steppekiekendief (geboren uit het broedgeval van 2019) een mengtrio met een paar bruine kiekendieven. In 2023 vlogen zeker drie hybriden uit en één jong dat er als een bruine kiekendief uitzag.
Om het voorkomen van de steppekiekendief te beschrijven zijn waarnemingen samengevoegd uit Trektellen.nl, Waarneming.nl, het Bijzondere Soorten Project (BSP), LiveAtlas en Dutchavifauna.nl (beoordeeld door de Commissie Dwaalgasten Nederlandse Avifauna (CDNA) tot en met 2011). Na het ontdubbelen van de 11.850 waarnemingen bleven er 1660 gevallen met 1752 exemplaren over. Met dagmaxima van 25 op 12 april 2022 en 21 op 23 april 2020 zullen daar nog zeker dubbele tellingen bij zitten van bijvoorbeeld doortrekkers die op meerdere plaatsen gemeld zijn.
Tekst: Erik van Winden & Arjan Boele, Sovon Vogelonderzoek Nederland
Foto: Thijs Glastra
Figuren: Finnish Museum of Natural History Luomus; Sovon Vogelonderzoek Nederland