Overweeg rijkstrooiselsoorten bij bosaanplant
BosgroepenHet gemiddelde Nederlandse bos bestaat veelal uit soorten die van nature de bodem sterk verzuren. Denk hierbij aan naaldbomen, zoals fijnspar, lariks en grove den. Maar ook de bladeren van de eik en de beuk verzuren de bodem. Samen met de huidige stikstofdepositie zorgt dit ervoor dat veel bosbodems mineralogisch gezien uit balans zijn geraakt. Oorspronkelijk waren in Nederland gemengde bossen dominant aanwezig, met daarin de linde en eik, maar ook soorten als de iep, de zoete kers en de hazelaar. Een gemengd bos is een toekomstbestendig bos, en het inbrengen van rijkstrooiselsoorten bij aanplant en bijplant is een goed idee!
Rijkstrooiselsoorten voor vitaler bos en meer biodiversiteit
Onderzoek laat zien dat het toevoegen van rijkstrooiselsoorten kan zorgen voor een vitaler bos met meer biodiversiteit. Deze soorten geven nutriënten terug aan de bosbodem doordat hun (rijke) strooisel goed verteert. Daarnaast kunnen ze mineralen opnemen als deze in diepere bodemlagen aanwezig zijn. Via het blad komen deze mineralen weer op de bosbodem terecht. Daar waar rijkstrooiselsoorten de afgelopen decennia zijn aangeplant, is duidelijk een minder dikke strooisellaag en juist meer organisch materiaal in de bovengrond meetbaar. Dat maakt een betere vochtvoorziening en een adequate opslag van voedingsstoffen mogelijk. De kansen zitten voornamelijk in het toevoegen van bomen en struiken die in staat zijn om de gedegradeerde bodem weer in balans te krijgen. De zogenaamde ‘pompwerking’ moet weer op gang komen. Hoe meer rijkstrooiselsoorten aanwezig zijn, hoe beter deze pompwerking verloopt.
Voorbeelden van rijkstrooiselsoorten zijn bijvoorbeeld winterlinde, veldesdoorn (Spaanse aak), ratelpopulier, zoete kers en hazelaar. Deze soorten zijn ook erg waardevol voor vogels en insecten, omdat ze hier van oudsher thuishoren.
Kwartiermakers als opstapje
Niet alle soorten gedijen overal even goed. Voor armere bodems zijn er ook geschikte soorten met rijk strooisel, met een licht tot sterk stimulerend effect op humusvorming. Deze noemt men ook wel ‘kwartiermakers’, omdat ze minder eisen stellen aan de groeiplaats en deze verrijken, zodat op termijn ook andere rijkstrooiselsoorten hier gedijen. Voorbeelden van kwartiermakers zijn onder andere ruwe berk, vuilboom en lijsterbes.
Van belang is van de verschillende soorten voldoende zaadbomen in te brengen zodat deze verder kunnen uitzaaien. Dat zaad kiemt dan in een bosbodem die door de rijkstrooiselsoorten rijker is geworden en een dunnere strooisellaag heeft. Op die manier werk je stapsgewijs aan een vitale bosontwikkeling waarin bomen van verschillende soorten en leeftijden door elkaar heen staan.
'Naar een gezonde bosgroeiplaats' folderreeks
Verschillende typen bosgroeiplaatsen vragen om een verschillende benadering wat betreft het revitaliseren, oftewel verbeteren van het bestaande bos. De Bosgroepen brachten deze zomer een folderreeks uit met handvatten voor beheerders; van een theoretisch kader over bosgroeiplaatsen in het landschap, naar een diagnose van de eigen bosgroeiplaats, en via het doorlopen van de beslisboom revitalisering bosgroeiplaats, naar maatregelen om de eigen bosgroeiplaats te versterken. Het inbrengen van rijkstrooiselsoorten kan één van de maatregelen zijn om tot een veerkrachtig bos te komen.
De zes folders, waaronder de geactualiseerde folder ‘Inbrengen rijkstrooiselsoorten’ (met voorbeelden van passende bodemverbeterende soorten per bosgroeiplaats) zijn te vinden op onze website: Bosgroepen.nl/bosgroeiplaats.
Tekst: Bosgroepen
Beeld: Bosgroepen (leadfoto: ruwe berk, een mooie ‘kwartiermaker’ die ook voor insecten en vogels heel aantrekkelijk is); Marjolein den Hartog