Wonderlijke wormen die kokertjes vormen

Stichting ANEMOON
3-SEP-2023 - Strandbezoekers kennen ze wel uit het aanspoelsel; buisjes gemaakt van zand en/of schelpstukjes. Ze worden gemaakt door kokerwormen. Hoewel ze al 250 jaar van ons strand bekend zijn, houden deze wormen onderzoekers nog steeds bezig.

Zee, zand, schelpen. Korter kun je 'strand' niet samenvatten. En op dat strand spoelt van alles aan dat voor de kust in zee leeft. Geleerden schreven er honderden jaren geleden al hele verhandelingen over. En inmiddels weten we natuurlijk alles van al die bewoners. Hoezo: 'alles'?

Zeeduizendbeen en Schulpkoker

“De Zee werpt op de Hollandsche stranden geduurig Kokers op, die uit stukken van schulpen zamengesteld zijn, en deze Zoort is zoo menigvuldig, dat men dikwijls groote hoopen van zulke Kokers vindt, en veel meer dan van de rolronde Zeeduizendbeen.”
Zo begint in 1770 Pieter Boddaert (1730-1795) zijn vertaling van een Latijnse publicatie uit 1766 over de 'Schulpkoker' (Nereis conchilega) door de Duitse geleerde Peter Simon Pallas (1741-1811). Als een van de eerste gaf Pallas goede beschrijvingen van twee aanspoelende kokerwormen: de 'rolronde zeeduizendbeen' (toen Nereis cylindraria belgica genoemd) en de 'schulpkoker' (toen Nereis conchilega genoemd). Zeeduizendbenen wonen in stevige cilindrische kokers gebouwd uit zandkorrels. Schelpkokerwormen wonen in kokers met daarop ook vastgekitte schelpstukjes. Overzichtelijk, dacht men eeuwenlang. Maar nu weten we beter. Bijvoorbeeld dat er meer dan één Goudkammetje in onze Noordzee leeft. Maar ook naar 'onze kokerworm met schelpstukjes' moeten we beter leren kijken. Je zelfgemaakte kokertje met stukjes schelp beplakken? Er zijn er meer die dat doen...

Aangespoelde kokers van schelpkokerwormen beplakt met zand en stukjes schelp op het strand van IJmuiden

Twee soorten met schelpstukjes op de koker

De worm die men in de 18e eeuw Nereis conchilega noemde, heet nu Lanice conchilega (de naam Schelpkokerworm is behouden). Zowel vroeger als nu spoelen kokers met af en toe nog dieren erin, vaak aan op het strand. Bij laagwater zie je soms stukken bodem waarin levende dieren zitten. Alleen het bovenste deel steekt dan boven de bodem uit, met op de kop een flink aantal tentakels (vroeger sprak men van 'baardtjes'). Achteraf gezien is het opvallend dat Pallas alleen de Schelpkokerworm beschreef. Er woont namelijk nog een andere soort voor onze kust, die ook regelmatig op onze stranden aanspoelt: Owenia fusiformis. Die wordt soms Vertakte kokerworm genoemd, maar kan volgens kenners beter omgedoopt worden in het pakkendere 'Dakpankokerworm'. Oppervlakkig gezien lijken beide soorten en hun kokers op elkaar. Maar voor onderzoek, zoals uitgevoerd met deskundige vrijwillige onderzoekers in het kader van het Strandaanspoelsel Monitoring Project (SMP), is het handig de verschillen goed te kennen.

Verschillen

De Schelpkokerworm en de Dakpankokerworm zijn weliswaar allebei kokerbewonende borstelwormen, maar ze behoren tot twee geheel verschillende families. Er is verschil in grootte en ze hebben allebei een duidelijke en herkenbare kop met verschillende kenmerken. Het borststuk en het achterlijf binnen de koker zijn wat moeilijker te herkennen. Voor beide soorten geldt dat bijvoorbeeld na een storm vele individuen uit de bodem worden gespoeld en op het strand belanden. Hieronder bespreken we ze apart.

Links: rechtopstaande kokers van de Schelpkokerworm; rechts detail van de met schelpstukjes beplakte filamenten aan de kopzijde van de koker

Schelpkokerworm

Deze worm heeft vele tentakels op de kop, waardoor de familie de illustere naam ‘spaghetti-wormen’ kreeg. Die tentakels gebruiken de dieren om allerlei voedseldeeltjes te vangen. Als de dieren uit het ei komen, zijn het eerst vrij in het water zwevende larven die later in hun ontwikkeling een klein wormpje worden. In dat stadium beginnen ze al met het bouwen van een koker. Tijdens de groei plakken ze daar zand en stukjes schelp aan vast. Aan de kopse kant zijn er ook nog wat filamenten van zandkorrels. Zodoende ontstaat een beschermhuls om het dier heen die verticaal verankerd in de bodem staat. Onder water zorgt de stroming ervoor dat de voedseldeeltjes door de tentakels worden gefilterd. De koker zelf bevindt zich grotendeels in het sediment; alleen de bovenste één tot drie centimeter steekt uit de bodem. Soms is de soort zo algemeen dat er een heel tapijt van kokers ontstaat. De Schelpkokerworm komt voornamelijk voor op zandgronden met verschillende korrelgroottes. Hierbij kan eventueel wat schelpengruis, kleine stenen of slib aanwezig zijn. Ze komt veel minder talrijk voor in slibbige bodems. De losgespoelde kokertjes zonder worm zijn platte, soms iets doorschijnende, slappe fliebeltjes, met meer of minder, vooral naast elkaar geplakte schelpstukjes en andere voorwerpen, zoals skeletdelen van het Zeeboontje (kleine zee-egeltjes) en foraminiferen. De wormen zijn roodachtig en worden circa twintig centimeter (soms tot dertig centimeter lang), de kokers iets langer.

Links: uit de koker stekende kop met vertakte rode kieuwkrans van de Dakpankokerworm (Bron: Marco Faasse); rechts: filamenten aan het uiteinde van de koker van de Schelpkokerworm

Dakpankokerworm

De Dakpankokerwom is te herkennen aan het ontbreken van echte tentakels op de kop. In plaats daarvan staat er een krans van korte vertakte kieuwen rondom de mondopening. Deze soort maakt ook een koker en plakt daar stukjes schelp, zandkorrels of stukjes zee-egel-stekels tegenaan. Opvallend is dat die schelpstukjes vaak meer dakpansgewijs over elkaar heengeplakt zitten. Aan het uiteinde van de koker zitten geen filamenten van zandkorrels zoals bij de Schelpkokerworm. Ook de Dakpankokerworm leeft verticaal ingegraven in het sediment, met de opening nabij het bodemoppervlak om met de kieuwen voedseldeeltjes te verzamelen. De samenstelling van de bodem speelt bij deze soort een minder grote rol. Ze leven in zacht slib tot grof zand en op allerlei gemengde bodems met schelpengruis. De kokers zijn in tegenstelling tot die van de Schelpkokerworm steviger en aan één kant duidelijk dunner/smaller. Ook blijven de dieren zelf slanker en een stuk kleiner (hoogstens tien centimeter). Ze zijn meestal lichter van kleur, van groengeel tot roze en het uiteinde van een uit de koker stekende worm loopt ook taps versmallend toe.

Boven: Dakpankokerwormen. Links: dier met weinig schelpstukjes op de koker; rechts: kop zonder tentakels, let ook op de dakpansgewijs geplakte schelpstukjes op de koker.  Onder: Schelpkokerwormen. Links: dier half uit koker; rechts kop met kieuwen en – onderaan – ingetrokken tentakels

Verwarrend nieuws

Goed nieuws is dat je beide schelpstuk-plakkers eigenlijk best makkelijk uit elkaar kunt houden. Maar de wetenschap zit niet stil. Van de Franse kust is een andere schelpkokerwormsoort beschreven en het is op dit moment nog onduidelijk of we daar in Nederland ook mee te maken hebben of gaan krijgen. Daar komt bij dat niet zeker is of de Latijnse naam Owenia fusiformis wel de juiste is voor de Nederlandse Dakpankokerworm. Die naam is bedacht door een Italiaan die de soort beschreef van Siciliaans materiaal. Om alles nog verwarrender te maken is het niet uitgesloten dat zowel binnen de Schelpkokerworm als binnen de Dakpankokerworm mogelijk twee of meer soorten schuilgaan met elk hun eigen verspreiding in de Nederlandse Noordzee. Zoiets is ook aangetoond bij de zeepieren (Arenicola).

Net als 250 jaar geleden blijft de norm: let goed op elke worm. 

Meedoen met strandaanspoelsel-monitoring?

  • Heb je ook interesse in wat in zee leeft en wat er op het strand te vinden is? Dan ben je als waarnemer van harte welkom bij het Strandaanspoelsel Monitoring Project. Wil je meedoen of eens vrijblijvend meelopen? Neem dan contact op en stuur een mailtje naar anemoon@cistron.nl

Tekst: Ton van Haaren, Rykel de Bruyne en Inge van Lente, Stichting ANEMOON 
Foto's: Ad Aleman (leadfoto: uit de bodem stekende kokerworm-kokers); Alie Postma; Ad Aleman; Marco Faasse; Marion Haarsma; Ton van Haaren