Geen Vingerhoedjes dit jaar, maar Vingerhoeden
Nederlandse Mycologische VerenigingDe opkomst van 34 excursiedeelnemers loog er niet om. Met zoveel extra ogen die naar paddenstoelen speuren, ben je altijd verzekerd van bijzondere vondsten! De weken voor de excursie was het perfect weer voor de ontwikkeling van veel paddenstoelensoorten: het regende bijna elke dag, maar niet te hard. Alsof een bovennatuurlijke hand en gieter met een fijne broeskop het landschap van water voorzag. Het is bekend dat enorme hoeveelheden regenwater juist slecht zijn voor het verschijnen van een maximaal aantal paddenstoelen. Uitstekend paddenstoelenweer dus, alhoewel de temperaturen in maart en april waren wel wat lager waren.
Het resultaat was dat de verschillende voorjaarspaddenstoelen wat later tevoorschijn kwamen dan andere jaren maar ook langer bleven staan. Wat wij bijvoorbeeld van half april niet meer gewend waren, was de aanwezigheid van veel, vaak nog niet volledig ontwikkelde Gewone morieljes (Morchella esculenta sl). Die waren andere jaren meestal al geplukt voordat wij eind april langskwamen om naar paddenstoelen te zoeken. Eindelijk konden we een goede schatting maken van het totale aantal Morieljes dat op onze route te vinden was.
Tijdens de paddenstoelenexcursie waren er momenten dat we onze ogen nauwelijks konden geloven. We werden één week voor de excursie getipt door Piet Brouwer, die extreem grote Vingerhoedjes (Verpa conica, Rode Lijst: Bedreigd) had waargenomen in het Houtrakbos aan de Noorderweg te Amsterdam-West. Hij sprak van 'Vingerhoeden' van wel 22 centimeter hoog. Terwijl in de literatuur sprake is van een maximale grootte van dertien centimeter. Andere 'Vingerhoeden' waren weliswaar niet zo extreem lang, maar wel lomp en dik. Het fertiele bovenste deel van het Vingerhoedje had wel wat weg had van een oliebol!
Ook in het Geestmerambacht stond het vol met dergelijke Vingerhoedjes, lang en dik van formaat. Soms kom je wel eens extremiteiten tegen onder paddenstoelen, maar dit was nieuw voor de vele excursie deelnemers. We schatten het totaal aantal waargenomen Vingerhoedjes op circa 200 exemplaren, maar dat is waarschijnlijk een onderschatting. Het Vingerhoedje is een echte voorjaarssoort die vooral aan de kust voorkomt zoals te zien is op de Verspreidingsatlas.
Er werd door sommige excursiedeelnemers geopperd dat het misschien wel een exotische Vingerhoed zou kunnen zijn, zoals Verpa bohemica. Deze Europese soort komt tot dusver nog niet in Nederland voor maar heeft inderdaad ook een lichtgele of bruine vingerhoedvormige hoed. Deze is tot 2 tot 4 centimeter in diameter en 2 tot 5 centimeter lang. Het oppervlak is gerimpeld en geribbeld met hersenachtige windingen. De hoed hangt aan de bovenkant aan een lichter gekleurde, broze steel. De steel kan 12 centimeter lang en 1 tot 2,5 centimeter dik worden. De sporenmaat is echter reusachtig, namelijk 60 tot 90 bij 15 tot 18 micrometer. Onze exemplaren sporen bezitten van 20 tot 25 bij 11 tot 15 micrometer. Bij Verpa bohemica komen slechts twee sporen voor per sporenzakje (ascus), terwijl onze Vingerhoedjes per sporenzakje na een vluchtig microscopisch onderzoek acht sporen bleken te bezitten. Er kan aangenomen worden dat alle in het Geestmerambacht aangetroffen Vingerhoedjes dientengevolge behoren tot ons inheemse Vingerhoedje.
Tekst: Martijn Oud, Nederlandse Mycologische Vereniging
Foto’s: Martijn Oud (leadfoto: onregelmatige, oliebolachtige Vingerhoedjes); Piet Brouwer