Natuurherstel moet ook gaan over herstel van de relatie tussen mens en natuur
Radboud Healthy Landscape, SoortenNLNatuurherstel is een moreel vraagstuk
Die vraag wordt al snel gevolgd door een nog ingewikkeldere vraag: wat is eigenlijk natuur? Een strikt ecologisch antwoord volstaat niet, want natuurherstel gaat niet alleen over soorten in beschermde gebieden. Er spelen onvermijdelijk morele ideeën mee over hoe we onze relatie tot natuur zien en hoeveel ruimte we de natuur gunnen. We zijn deel van de natuur en met de biodiversiteitscrisis doen we niet alleen andere levende wezens geweld aan, maar maken we het ook onszelf heel moeilijk. Het zijn morele vraagstukken. Mogen wij de natuurlijke leefomgeving kapot maken als mensen elders, mensen in de toekomst en niet-mensen daar onder lijden? De dilemma’s gaan hoog over, met klimaatopwarming, zoönosen, honger en oorlog, maar ze komen ook dichtbij en hebben te maken met onthechting en vervreemding van het landschap waarin we zijn opgegroeid.
Natuurbescherming is cultuurbescherming
Met het verdwijnen van soorten en landschappen, verdwijnt ook onze ervaring en relatie met die soorten en landschappen. En als we losraken van natuur en landschap, raken we ook los van onze voedselvoorziening, van onze cultuur en van onze identiteit. De schaalvergroting op het platteland zorgt er niet alleen voor dat vogels, bloemen en insecten verdwijnen, maar ook dat de dorpen leeglopen en streektalen uitsterven. Natuurvernietiging maakt onze omgeving onleefbaar voor ons, op mondiaal niveau maar ook in onze eigen achtertuin. Natuurbescherming is cultuurbescherming.
Cultuurbescherming is natuurbescherming
Maar het werkt ook andersom. Je kunt als mens wel een sterke culturele relatie met veenweidegebieden willen beschermen met molens, koeien en grutto’s, maar als je dan niet het waterpeil omhoog brengt, gaat het niet lukken. Drooggemalen, kale grasvlaktes worden ‘predatielandschappen’ waarin de gruttokuikens zich niet kunnen verstoppen en niet voldoende voedsel kunnen vinden om op te groeien. Natuur heeft een eigen domein waarin eigen regels gelden en daar hebben we het als mensen mee te doen, wat we er ook van vinden. Eén van de wezenskenmerken van natuur is dat ze leeft en leven ontstaat door zelforganisatie, het vermogen tot autonome ontwikkeling. Die ontwikkeling zal doorgaan, ongeacht hoeveel de mens kapotmaakt. Natuur kan prima zonder mensen, andersom wordt het aanmerkelijk ingewikkelder.
Natuurherstel gaat over de relatie tussen mens en natuur
"De natuur heeft geen stem", hoor je wel eens, zeker tijdens verkiezingen. Maar dat klopt niet. In het afgelopen jaar zagen we overstromingen, covid19, vogelgriep en mislukte oogsten door droogte voorbij komen. De natuur spreekt voortdurend tot ons, maar we zijn het verleerd ernaar te luisteren. Wij mensen zijn gewend om natuur functioneel te bekijken, ook ecologen doen dat. Ze kijken dan bijvoorbeeld of het voedselweb een beetje ‘compleet’ is en of de waterkringloop ‘intact’ is, maar in dat natuurbeeld zit functionaliteit besloten. Gezonde natuur is net zoiets als ‘integriteit’: het is best ingewikkeld om te bepalen wat het precies is maar wat het niet is, is meestal vrij duidelijk. Om grip te krijgen op natuurkwaliteit zijn eind vorige eeuw indicatoren bedacht en via het beleid zijn die indicatoren wettelijk verankerd in verplichtingen. Natuurherstel betekent daarmee dat de doelen gehaald moeten worden. Het gaat niet meer over ons en ook niet meer over onze gezondheid. Dan is natuurherstel en het natuurbegrip makkelijk te ridiculiseren. Een overstroming is ook een natuurlijk proces. Brandnetels zijn ook natuur. Woestijnvorming is dat ook.
Natuurherstel betekent dat we díe natuurkwaliteit bereiken die voor ons gezond en waardevol is en dat we daarmee niet zozeer de natuur zelf maar de relatie tussen mens en natuur herstellen. Die relatie is in de laatste honderd jaar behoorlijk verstoord. Media berichten over ‘pluisjesoverlast’ van populieren en over ‘terrorbuizerds’ die simpelweg hun nest verdedigen. We denken over natuur in termen van controleren en indammen, en de huidige praktijk van natuurherstel is daarin nauwelijks anders. Zolang we dat niet weten te ontstijgen, komen we niet weg uit de stikstofcrisis.
Waar komt natuurherstel vandaan?
Sinds het natuurbeleidsplan uit 1990 gaat natuurherstel vooral over herstel van natuurlijke systemen. Theoretisch is het allemaal goed wetenschappelijk onderbouwd. Maar door het technische jargon is herstel van de relatie tussen mens en natuur uit beeld geraakt. Het succesvolle programma 'Ruimte voor de Rivier' werd in de praktijk vaak 'Ruimte voor de Ingenieur'. Bij waterveiligheid werkt het goed omdat de angst voor overstromingen een belangrijke, bindende, culturele factor is, maar bij iets onzichtbaars als een verstoorde bodemchemie door overmatige stikstofbelasting werkt het duidelijk minder goed.
In de jaren tachtig herkenden we in de zure regen en het gat in de ozonlaag een duidelijke existentiële bedreiging en is er aanvankelijk goed, effectief milieubeleid gevoerd. Zoutlozingen werden verboden, het gebruik van zwavel in de industrie werd snel afgebouwd en drijfgassen zoals cfk's gingen in de ban. Die maatregelen hadden effect. De waterkwaliteit steeg, er kwam een eind aan zure regen en zowel de bossen als het gat in de ozonlaag herstelden zich. Alleen voor de afbouw van stikstof en CO2 was tijd nodig omdat beide diep verweven zaten – en zitten - in de industrie en voedselproductie. Om die tijd te kopen, deed grootschalig herstelbeheer zijn intrede. Soorten en habitats moesten in leven worden gehouden met intensief beheer totdat de milieucondities op orde zouden zijn, waarna de natuur zich weer autonoom zou kunnen ontwikkelen.
Permanente noodtoestand
In de praktijk gingen natuurbeheerders en boeren heel hard dweilen, maar zijn we vergeten de lekkende kraan te repareren. De tijdelijke noodmaatregelen kregen een permanent karakter. Wat begon als beheermaatregelen werden beheersmaatregelen en de natuurkwaliteit werd afhankelijk van voortdurend ingrijpen. Als dat beheer wordt gestaakt, verdwijnen de soorten en habitats waar het om gaat vrijwel onmiddellijk. Ecologen noemen dat ook wel levende doden: de natuur hangt aan het infuus en wordt kunstmatig in leven gehouden. Als we niet alsnog de bronmaatregelen nemen, betekent natuurherstel niet veel meer dan het vergroten van de IC-capaciteit. Dat is treurnis. Natuurherstel moet gaan over gezondheid en het beschermen van dat wat het leven de moeite waard maakt. Dat is eigenlijk alleen mogelijk wanneer we de aandacht verleggen van het eindresultaat naar het begin. We moeten ervoor zorgen dat natuur ruimte krijgt, dat we stoppen met vergiftiging door stikstof en chemicaliën en dat ze verder een beetje met rust gelaten wordt. En wat er daarna gebeurt, dat noemen we natuur en wat het is, of wordt, gaan we ontdekken.
Omarm diversiteit
Want er kan van alles gebeuren: verdwenen libellen en vlinders keren terug en zoogdieren en vogels komen ons land weer binnen vliegen. En om met Remkes te spreken: niet alles kan overal: als bevers de veiligheid bedreigen moeten we ingrijpen. Er leven sterk uiteenlopende interpretaties (en daarmee waarderingen) van de begrippen natuur en natuurherstel en die hangen sterk samen met ideeën over de relatie tussen mens en natuur. Sommige mensen zien zichzelf als rentmeester, andere redeneren vanuit het controlemodel. Weer anderen vinden dat mensen met de natuur moeten meebewegen. Sommigen interpreteren natuur als ‘strijd om het bestaan’ wat kan doorslaan naar het recht van sterkste. Deze invalshoek is herkenbaar in uitspraken als ‘nou en, krijgen we brandnetels en bramen, ook mooi toch?’ Anderen zien vooral samenwerking, symbiose in de natuur. Die visie kan doorslaan naar het idee dat er nooit iets zou mogen verdwijnen, of dat de mens nooit zou mogen ingrijpen in de natuurlijke processen. Maar natuur is niet van nature goed, dat is een menselijk concept. De relatie tussen mens en natuur blijft een spiegelpaleis.
Dus als je op zinvolle wijze aan natuurherstel wilt doen, moet je accepteren dat relaties tussen soorten en systemen worden gekruist met ideeën over relaties tussen mens en natuur. In onderzoek brengen we die relaties in beeld en tegelijkertijd vinden we er iets van. Voor veenweiden gaat het bijvoorbeeld om een gecontroleerd cultuurlandschap waar dan wel echt het waterpeil omhoog moet. Voor klimaatbestendige rivieren gaat het om wildernis waar natuur de vrije loop krijgt, maar zonder vervuiling. En als dan de waterveiligheid in gevaar komt, doen we toch landschappelijke ingrepen. Behalve vispassages hebben we ook beverdampassages. Niets is zwartwit. In de natuur is de uitzondering de regel.
Groepsintelligentie
Omarmen van diversiteit betekent dat je het individu moet overstijgen. Het gaat dan niet alleen om de technische ingrepen, maar ook om de cultuurhistorische, esthetische en morele aspecten van natuurherstel die worden gekenmerkt door een gemeenschappelijke inzet en wat de Canadese bioloog en filosoof Eric Higgs ‘groepsintelligentie’ noemt: "Natuurherstel kan een betekenisvol onderdeel worden van wat het betekent om in een gemeenschap te leven." Een goed voorbeeld is het werk van de werkgroep grauwe kiekendief, waarin hardcore vogelonderzoek en technische ingrepen worden gekoppeld aan een verhaal over de identiteit van de streek. Vogelaars, onderzoekers, boeren en bewoners gaan allemaal op eigen manier een relatie aan met het herstelproject. Bij dit soort projecten is het doel van natuurherstel niet het technisch terugbrengen van een toestand uit het verleden, maar het zodanig herstellen van de omgeving dat mensen er een betekenisvolle relatie mee kunnen aangaan die toekomstbestendig is.
Het kan een echte oplossing zijn voor de problemen waar we op dit moment mee te maken hebben, want het leegtrekken van onze omgeving alleen maar om productie te maximaliseren kwalificeert niet als zinvolle relatie. Zeker niet als dat gepaard gaat met geuroverlast, droogte, verhoogd risico op dierziekten en problemen met waterkwaliteit. Omgekeerd zijn er vormen van voedselproductie die enorm bijdragen aan betekenis en identiteit van landschappen zoals die door mensen beleefd worden. Het gaat er hier niet om of je moet extensiveren of niet, het gaat erom of de ondernemer een individu is die enkel redeneert vanuit het bedrijfsbelang, of dat de ondernemer een lid is van een gemeenschap die een gezamenlijke toekomst tegemoet gaat in een gezond landschap waarin ook de niet-mensen goed vertegenwoordigd zijn.
Goede natuurherstelprojecten moeten daarom eerst en vooral ruimte bieden aan praktijken van zorg en betrokkenheid waarin de lokale gemeenschap doelbewust naar manieren zoekt waarop ze als gemeenschap leert samenleven met de niet-menselijke buurtgenoten. Daarbij is het doel niet om terug te keren naar een oorspronkelijke wildernis, maar om de omgeving zo vorm te geven dat er ruimte ontstaat voor wildheid in een wereld waar wij als mensen ook in kunnen (blijven) wonen.
Het verhaal van de streek
Dat kan door verhalen als kapstok te kiezen: in verhalen is altijd ruimte voor analogieën en associaties. Dat past bij de ruimte die natuur nodig heeft. Een verhaal is geen exacte wetenschap, maar feiten kunnen – en moeten - er wel een belangrijk deel van uitmaken. Als je in een gebiedsgerichte benadering op zoek gaat naar het verhaal van een gebied, kun je analyseren waar het gebied vandaan komt, wat er met het landschap gebeurd is en waar je naartoe zou kunnen. Daarin passen nulmetingen en ecologische analyses, maar ook persoonlijke ideeën en waarden. Op die manier worden mensen onderdeel van het natuurherstel en herstellen we niet alleen de natuur zelf, maar ook de relatie tussen mens en natuur.
Tekst: Sander Turnhout en Martin Drenthen, SoortenNL & Radboud Healthy Landscape
Foto's: Kars Veling